Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3496/JW, 21 maart 2008, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2008

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 07/3496/JW

Betreft: [klager] datum: 21 maart 2008

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 78, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Rupert, namens

[...], geboren op [1987], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 18 december 2007 van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de selectiefunctionaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. D.M. Rupert om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager, gericht tegen de beslissing om de termijn waarbinnen klager in een behandelinrichting had moeten zijn geplaatst (passantentermijn) met ingang van 11 november 2007 met drie maanden te
verlengen, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van 9 mei 2007 is de tenuitvoerlegging gelast van de bij arrest van 8 mei 2006 aan klager voorwaardelijk opgelegde maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (p.i.j.-maatregel).
De p.i.j.-maatregel is ingegaan op 9 mei 2007. Klager is op 14 augustus 2007 in afwachting van zijn plaatsing in een behandelinrichting als passant geplaatst op de opvangafdeling van de j.j.i. De Heuvelrug te Zeist. Op 1 oktober 2007 heeft de
selectiefunctionaris klager - op zijn verzoek - als passant geplaatst in een opvangafdeling van j.j.i. De Hartelborgt te Spijkenisse.
Bij beslissing van 31 oktober 2007 heeft de selectiefunctionaris klagers passantentermijn met ingang van 11 november 2007 met drie maanden verlengd.
De selectiefinctionaris heeft het daartegen ingediende bezwaarschrift op 18 december 2007 ongegrond verklaard.
Op 4 februari 2008 is klager geplaatst in de behandelinrichting Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim, een inrichting met een landelijke bestemming voor licht verstandelijk gehandicapten (LVG-bestemming).

3. De standpunten
Namens klager is het beroep tegen de beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht. Klager verbleef ten tijde van het beroep reeds vijf maanden als pij-passant op een opvangafdeling in afwachting van plaatsing op een normaal beveiligde
behandelafdeling van Teylingereind. Uit telefonische navraag van 4 januari 2008 bij Teylingereind bleek dat klager als vierde op de wachtlijst staat en dat hij met een half jaar geplaatst zal kunnen worden. Volgens vaste jurisprudentie van de
beroepscommissie is een passantentermijn korter dan zes maanden nog niet in strijd met het recht. Echter gezien de wachtlijst voor plaatsing in Teylingereind kan met zekerheid gesteld worden dat klager niet binnen zes maanden na aanvang van de
passantentermijn zal worden geplaatst in een behandelinrichting.

De selectiefunctionaris heeft de beslissing als volgt toegelicht. Als gevolg van de bestreden verlengingsbeslissing van 31 oktober 2007 was geen sprake van onrechtmatig verblijf in een opvanginrichting, omdat daardoor de passantentermijn niet langer
dan
zes maanden duurde. Die beslissing is dan ook niet in strijd met het recht genomen.

4. De beoordeling
Artikel 11, eerste lid, Bjj luidt als volgt.
"De plaatsing in een behandelinrichting van een persoon aan wie de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen is opgelegd geschiedt voordat de termijn van de maatregel drie maanden heeft gelopen."

Artikel 11, tweede lid, Bjj, luidt als volgt.
"Indien de plaatsing niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn mogelijk is, kan de selectiefunctionaris deze termijn telkens met drie maanden verlengen."

Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (uitspraak 05/1351/JW en 05/1789/JW van 12 september 2005; uitspraak 06/971/JW van 20 juli 2006) is een passantentermijn voor jeugdigen van meer dan zes maanden in strijd met het recht.
Bij uitspraak 06/582/JW van 28 juli 2006 heeft de beroepscommissie een passantentermijn van meer dan drie maanden als onredelijk en onbillijk aangemerkt, gezien de zeer jonge leeftijd van klager, zijn LVG-problematiek en het structurele tekort aan
landelijke LVG-plaatsen.

Bij beslissing van 31 oktober 2007 heeft de selectiefunctionaris besloten de passantentermijn met ingang van 11 november 2007 met drie maanden te verlengen. Gelet op de aanvang van de p.i.j.-maatregel is daarbij sprake van een tweede verlenging van de
duur van de passantentermijn.
Klager is op 4 februari 2008, binnen zes maanden na aanvang van de p.i.j.-maatregel, geplaatst in een behandelinrichting.
Niet is gesteld of gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat in klagers geval een passantentermijn van meer dan drie maanden onredelijk of onbillijk zou moeten worden geacht.

De beslissing van de selectiefunctionaris is derhalve niet in strijd met het recht en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit geval ook niet onredelijk of onbillijk worden genoemd.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. D.A. Flinterman, voorzitter, mr. J. Calkoen-Nauta en drs. B. van Dekken, leden, bijgestaan door mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 maart 2008

secretaris voorzitter

Naar boven