Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2595/GB, 31 augustus 2007, beroep
Uitspraakdatum:31-08-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 06/2595/GB

Betreft: [klager] datum: 31 augustus 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D. Laheij, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 oktober 2006 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.Tj. de Jong, op 11 mei 2007 door de voorzitter gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de Terroristen Afdeling Nieuw Vosseveld (hierna: terroristenafdeling) te Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 9 september 2006 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.)/ISD Rotterdam. Op 29 september 2006 is hij overgeplaatst naar de terroristenafdeling.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het standpunt zoals verwoord door mr. D. Laheij in het beroepschrift van 13 oktober 2006 wordt gehandhaafd, met name met betrekking tot de mogelijkheid tot het afwijken van de plaatsing op de terroristenafdeling. Artikel 20a van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing van gedetineerden maakt het mogelijk dat, ondanks dat aan de formele vereisten is voldaan, waaronder kennelijk verdenking van een terroristisch misdrijf reeds voldoende is, van plaatsing kan worden afgezien indien uit
informatie van OM of Grip voortvloeit dat plaatsing niet is ge?ndiceerd. Het is nu juist de (vervangend) officier van justitie geweest, die de raadsvrouw direct na het eerste bericht omtrent de plaatsing van klager heeft benaderd, die heeft medegedeeld
te hebben getracht de medewerker van het PSC er van te overtuigen dat plaatsing in Vught geen goed idee was. Hiermee is de contra-indicatie door het OM al gegeven. Er is bij de plaatsing van klager slechts gekeken naar de aard van het misdrijf waarvan
hij is verdacht, terwijl juist in deze situatie de persoon van klager van doorslaggevende betekenis is. Hij is een persoon met ernstige psychische klachten en is daardoor zeer makkelijk be?nvloedbaar. De huidige plaatsing, via de landelijke
afzonderingsafdeling op de terroristenafdeling, heeft een zichtbaar negatief effect op klager. Dat, zoals de selectiefunctionaris stelt, klager onder de aandacht van het psychisch medisch overleg is gebracht heeft nog geen enkel effect op hem gehad en
is totaal onvoldoende om zijn plaatsing te kunnen rechtvaardigen. Vooralsnog is niemand bij hem op bezoek geweest om over zijn psychische problemen te praten. Klager hoort thuis op een psychiatrische afdeling en is ook bereid om zich in een
psychiatrisch ziekenhuis te laten opnemen. Klager verblijft thans ver bij zijn familie vandaan en ook voor de raadsvrouw is het tijdrovender en daardoor lastiger om klager zo vaak te bezoeken als hij nodig zou hebben gelet op zijn persoon.
Voorts is het beroep toegelicht zoals in het aangehechte verslag van horen is opgenomen.
De plaatsing van klager op deze afdeling werkt contraproductief. Klager hoort hier niet thuis. Hij wordt verdacht van e-mailverkeer met een wat terroristische inslag. Klager weet daar niets meer van. Het gaat niet goed met hem op de
terroristenafdeling.
Hij heeft last van spanningen en staat onder psychische druk. Daarnaast heeft hij last van epilepsie, waarvoor hij ook medicatie krijgt. Klager wil graag in de buurt van Rotterdam worden geplaatst, omdat zijn familie daar woont. Hij is recent in het
Pieter Baan Centrum onderzocht. Hiervan is een rapport opgemaakt ten behoeve van de inhoudelijke behandeling van klagers strafzaak op 23 mei 2007. Geadviseerd wordt om aan klager tbs met voorwaarden op te leggen. Klager is niet acuut gevaarlijk en de
behandeling kan in een klinische setting plaatsvinden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op 29 september 2006 geplaatst op de terroristenafdeling te Vught. Voor de redenen die hebben geleid tot de plaatsing op de terroristenafdeling verwijst de selectiefunctionaris naar de inhoud van de bijgevoegde stukken, waaronder de
plaatsingsbeslissing en de beslissing op het bezwaar.
Dat ten aanzien van klager sprake is van psychische problemen, was uit de informatie van het Openbaar Ministerie (OM) bekend. Dat was ook de de reden dat klager, direct na plaatsing op de terroristenafdeling, onder de aandacht werd gebracht van het
Psychisch Medisch Overleg. Op 5 oktober 2006 is klager onderzocht door de psycholoog, waarbij bleek dat klager slechts een aantal vragen had over de medicatie in verband met zijn epilepsie. Hoewel vooralsnog niet is gebleken van (ernstige)
psychiatrische problematiek, zal de aan de terroristenafdeling verbonden psychologe klager, samen met de psychiater, bezoeken om hem te onderzoeken. Mocht daaruit de noodzaak blijken klager over te plaatsen naar een andere inrichting, dan kan daartoe
worden besloten. Waar klagers raadsman wijst op het gegeven dat gedetineerden in voorkomende gevallen (kunnen) worden geplaatst op de terroristenafdeling, tenzij uit de informatie van het Gedetineerden Recherche Informatiepunt (GRIP) of het OM
voortvloeit dat plaatsing op de terroristenafdeling niet is geïndiceerd, wijst de selectiefunctionaris erop dat het hierbij, zoals uit de toelichting op artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden blijkt, gaat om
contra-indicaties met betrekking tot onderzoeksbelangen. Indien daarvan sprake zou zijn dan kan het GRIP of het OM in voorkomende gevallen de selectiefunctionaris adviseren niet over te gaan tot plaatsing op de terroristenafdeling. Klagers raadsman
geeft in het beroepschrift aan dat de officier van justitie de selectiefunctionaris zou hebben getracht ervan te overtuigen dat plaatsing op de terroristenafdeling geen goed idee zou zijn. Hiervan is geen sprake geweest. De officier van justitie was
aanvankelijk onbekend met de geldende regelgeving doch kon zich vinden in de voornemens tot plaatsing van klager op de terroristenafdeling nadat hem de betreffende regelgeving was uitgelegd en toegelicht. Er kan geen sprake zijn van beïnvloeding van
klager op de terroristenafdeling, omdat klager wordt geplaatst in een zogeheten individueel regime.

3.3. Op 6 juni 2007 is klager door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Rotterdam veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden en terbeschikkingstelling met voorwaarden, ter zake van het volgende feit: ‘medeplegen met
het oogmerk om voor te bereiden en te bevorderen dat moord en doodslag met een terroristisch oogmerk worden begaan door een ander trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daar bij behulpzaam te zijn of om
daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen om te verschaffen en zich of anderen middelen of inlichtingen tot het misdrijf trachten te verschaffen’. Daarnaast is de tenuitvoerlegging gelast van het voorwaardelijk gedeelte, groot acht maanden, van de
bij vonnis van 20 augustus 2004 van de meervoudige kamer van de Rechtbank Rotterdam aan klager opgelegde gevangenisstraf. Klager is in hoger beroep gegaan tegen dit vonnis.

4. De beoordeling
4.1. De terroristenafdeling Nieuw Vosseveld is een inrichting voor mannen en vrouwen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) luidt:
”In de Terroristen Afdeling worden gedetineerden geplaatst die:
a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf;
b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf;
c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of
verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleinden
die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of
veiligheid in de inrichting; tenzij uit informatie van het GRIP of het
Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling
niet is geïndiceerd.”

4.3. Blijkens de toelichting op deze bepaling komen gedetineerden als bedoeld in artikel 20a, onder a en b, van de Regeling “van rechtswege in aanmerking” voor plaatsing in een terrroristenafdeling (Stcrt. 18 september 2006, nr. 181, p. 13). Noch de
tekst van artikel 20a van de Regeling noch de genoemde toelichting dwingt, mede gelet op het bestaan van artikel 26a van de Regeling, tot de opvatting dat een gedetineerde als bedoeld in artikel 20a, onder a en b, van de Regeling in een
terroristenafdeling geplaatst moet worden. Aangenomen moet worden dat plaatsing in de terroristenafdeling voor een gedetineerde als bedoeld in artikel 20a, onder a en b, van de Regeling plaatsvindt tenzij sprake is van zeer bijzondere omstandigheden
die
tot een ander oordeel dwingen.

4.4. Klager voldoet aan het criterium van artikel 20a, onder b. van de Regeling, nu hij in eerste aanleg is veroordeeld wegens een terroristisch misdrijf. Hetgeen is opgemerkt over de psychische toestand van klager is, uitgaande van de juistheid
daarvan, blijkens een vanwege de selectiefunctionaris ingesteld psychologisch onderzoek niet van dien aard dat dit door de selectiefunctionaris had moeten worden aangemerkt als een zeer bijzondere omstandigheid als bedoeld onder 4.3.

4.5. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiebeslissing bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Jousma, secretaris, op 31 augustus 2007

secretaris voorzitter

Naar boven