Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1289/GB, 17 augustus 2012, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1289/GB

Betreft: [klager] datum: 17 augustus 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.J. Much, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing uit de Terroristenafdeling De Schie te Rotterdam afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 29 april 2011 gedetineerd. Hij verblijft op de Terroristenafdeling De Schie te Rotterdam.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is gedetineerd in het kader van een uitleveringsverzoek door de Amerikaanse autoriteiten. Klager wordt niet door de Nederlandse autoriteiten verdacht van het plegen van een terroristisch
misdrijf, zodat artikel 20a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) niet van toepassing is. Klager verwijst naar de uitspraak van de beroepscommissie van 16 juni 2011 met nummer 11/696/GB, inhoudende
dat de voorwaarden van artikel 26a van de Regeling in relatie tot artikel 20a van de Regeling er niet tot dwingen dat een gedetineerde die op een terroristenafdeling is geplaatst eerst kan worden uitgeplaatst op het in artikel 26a van de Regeling
genoemde moment. Zowel de persoonlijke omstandigheden van klager als het doel van de terroristenafdeling geven aanleiding klager over te plaatsen naar een reguliere afdeling met een regime van algehele gemeenschap.
Bij klager is sprake van psychische problemen, die aanzienlijk worden versterkt door het sociale isolement waar hij thans in verkeert. Gelet op de uitspraak van de beroepscommissie van 31 augustus 2007 met nummer 06/2595/GB kunnen zeer bijzondere
omstandigheden aanleiding zijn om tot uitplaatsing over te gaan.
Klager is gedurende zijn detentie in Pakistan gemarteld. Klager heeft een rapport overgelegd van een Amerikaanse psycholoog die klager heeft onderzocht en gespecialiseerd is in het behandelen van slachtoffers van foltering. Als gevolg van de marteling
lijdt klager aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De inrichtingspsycholoog beaamt de diagnose. Sinds het onderzoek is klager niet of nauwelijks behandeld voor PTSS.
Hier komt bij dat klager in een individueel regime verblijft. Hij heeft geruime tijd als enige op de terroristenafdeling verbleven. Hij verkeerde daardoor grotendeels in een sociaal en feitelijk isolement. Hij had de hele dag niemand om mee te praten,
behalve enkele woorden met een bewaarder. Thans verblijft klager met twee andere personen op de terroristenafdeling. Klager heeft met hen tijdens het luchten het recreëren contact. Klager moet 22 uur per dag alleen in zijn cel doorbrengen. Daarnaast
mag
klager slechts 2 keer per week 10 minuten bellen en zijn de mogelijkheden tot bezoek en sport zeer beperkt. De verwachting is dat de twee betreffende medegedetineerden op korte termijn de terroristenafdeling zullen verlaten. Hierdoor zal nog sterker
sprake zijn van een sociaal en feitelijk isolement.
Een plaatsing in eenzame opsluiting heeft negatieve psychologische effecten zoals slapeloosheid, verwarring, hallucinaties en psychose, die volgens een rapport van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties al binnen enkele dagen kunnen intreden.
Het vervolgens plaatsen in een lichter regime is onvoldoende om de geestelijke problemen die zijn ontstaan door de afzondering op te lossen. Klager meent dat het sociaal isolement en de negatieve psychologische effecten van het verblijf van klager op
de
terroristenafdeling vanwege de PTSS van klager zodanig groot zijn, dat dit een contra-indicatie vormt voor een verder verblijf op de terroristenafdeling.
Het doel van de terroristenafdeling is te voorkomen dat de betreffende personen in contact kunnen treden met andere gedetineerden, zodat zij geen rekruterende of radicaliserende invloed kunnen uitoefenen. Er zijn geen aanwijzingen dat klager ooit
pogingen heeft ondernomen om andere gedetineerden te beïnvloeden.
Het aan klager voorgeschreven medicijn Citalopram is gebruikt tegen de tremoren (trillingen van ledematen), die optraden als bijverschijnselen van PTSS en is dus niet toegepast om PTSS te behandelen. Dat ligt ook niet voor de hand, omdat de meest voor
de hand liggende behandeling een cognitieve gedragstherapie is. De conclusie dat klager vrijwel is hersteld van zijn PTSS, is volstrekt onjuist en niet te verenigen met de conclusie dat de behandelpoging met EMDR (eye movement desensitization and
reprocessing) de symptomen zou verergeren. De symptomen van PTSS zijn allesbehalve verdwenen. Klager is momenteel onder behandeling bij een psycholoog van De Waag. Een geïsoleerd verblijf op de terroristenafdeling is geen constructieve omgeving om
zonder cognitieve gedragstherapie van PTSS af te komen. Ook ten tijde van het onderzoek van de psychiatrisch adviseur had klager nog steeds last van nachtmerries. Van de door de psychiatrisch adviseur voorgestelde actieve bejegening door het
inrichtingspersoneel komt niets terecht. Er is geen mogelijkheid tot het spelen van tafeltennis. De sociale contacten met het personeel betreffen korte noodzakelijke contacten. Bovendien meent klager dat gelet op de ongelijkwaardigheid tussen een
gedetineerde en het personeel geen sprake kan zijn van bevredigende sociale contacten. Klager verwijst naar Prison Rule 27.7 van de European Prison Rules dat stelt: “Prisoners shall be allowed to associate with each other during exercise and in order
to
take part in recreational activities”. Klager verzoekt tevens in de beoordeling van het beroep mee te nemen de lange duur van de behandeling. Om onduidelijke redenen heeft het maanden geduurd voordat het rapport van de psychiatrisch adviseur gereed is
gekomen en de selectiefunctionaris heeft gereageerd op het beroep. Hierdoor dreigt het recht op behandeling van zijn beroep illusoir te worden, nu er een reële kans bestaat dat klager binnen afzienbare tijd zal worden uitgeleverd.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris verwijst naar de overgelegde stukken. Klager wordt verdacht van overtreding van artikel 140a WvSr, deelneming aan een terroristisch
organisatie. Klager voldoet aan de criteria voor plaatsing op een terroristenafdeling. Naar aanleiding van klagers verzoek om uitplaatsing is de psychiatrisch adviseur verzocht te adviseren. Gelet hierop is het verzoek tot uitplaatsing van de
terroristenafdeling afgewezen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 20a van de Regeling worden in de Terroristen Afdeling geplaatst gedetineerden die:
a. verdacht worden van een terroristisch misdrijf;
b. al dan niet onherroepelijk veroordeeld zijn wegens een terroristisch misdrijf;
c. voor of tijdens hun detentie een boodschap van radicalisering verkondigen of verspreiden daaronder mede begrepen wervingsactiviteiten voor doeleiden die in strijd zijn met de openbare orde en veiligheid dan wel de orde of veiligheid in de
inrichting;
tenzij uit informatie van het GRIP of het Openbaar Ministerie voortvloeit dat plaatsing op een Terroristen Afdeling niet is geïndiceerd.

Blijkens de nota van toelichting bij voormeld artikel kan het daarbij ook gaan om personen ten aanzien van wie een rechtshulpverzoek in behandeling is. Gedetineerden als bedoeld in artikel 20a, onder a en b, van de Regeling komen “van rechtswege in
aanmerking” voor plaatsing in een Terroristen Afdeling (Stcrt. 18 september 2006, nr 181, p. 13).

4.2. Uit de stukken komt naar voren dat klager verdacht wordt van overtreding van artikel 140a WvSr (deelneming aan een terroristische organisatie) en thans is gedetineerd in verband met een door de Amerikaanse autoriteiten ingediend verzoek om
uitlevering. Gelet hierop behoort klager tot de categorie gedetineerden zoals bedoeld in artikel 20a, onder a van de Regeling, die geplaatst dienen te worden op een terroristenafdeling. Niettemin brengt een redelijke wetstoepassing mee dat een
plaatsing
achterwege blijft indien er sprake is van bijzondere omstandigheden.

4.3. Klager voert hiertoe aan dat hij gedurende zijn detentie in Pakistan is onderworpen aan foltering. Als gevolg van de marteling lijdt klager aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Klager vreest verder een sociaal isolement, nu hij
veelal
op zijn cel verblijft en de overige twee gedetineerden op de terroristenafdeling mogelijk worden weggeplaatst. Klager heeft een rapport overgelegd van de Amerikaanse psychologe [...]., waarin wordt geconcludeerd dat de symptomen die klager beschrijft
gedurende zijn detentie in Pakistan in hoge mate overeenkomen met wat men verwacht aan te treffen bij een persoon met een voorgeschiedenis van oorlogstrauma, arrestatie, foltering en gevangenschap.
Op verzoek van de selectiefunctionaris is klager onderzocht door de psychiatrisch adviseur. Het onderzoek richtte zich op de algemene psychische conditie van klager en de maatregelen die getroffen kunnen worden om een ook voor klager veilige detentie
te
waarborgen en negatieve effecten van de bijzondere detentiesituatie te voorkomen. In het rapport van 8 maart 2012 komt de psychiatrisch adviseur tot de conclusie dat klager vrijwel is hersteld van de symptomen van zijn posttraumatische stress. Zolang
medegedetineerden ontbreken mag naar het oordeel van de psychiatrisch adviseur de bemoeienis van het personeel zich niet beperken tot een voorziening in de eerste levensbehoeften en in de penitentiaire structuur, maar dient er actieve bejegening van
betrokkene plaats te vinden inclusief tafeltennis, schaken, DVD kijken en gewoon kletsen. Onder deze omstandigheden acht de psychiatrisch adviseur het verblijf van klager op de terroristenafdeling verantwoord.

4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat de psychische gesteldheid van een gedetineerde in combinatie met de feitelijke omstandigheden van een verblijf op de terroristenafdeling een bijzondere omstandigheid kunnen vormen die een voortgezet
verblijf op de terroristenafdeling onwenselijk maken. Een situatie waarbij sprake is van een (langdurig) sociaal isolement moet worden vermeden. In het geval van klager beschouwt de beroepscommissie de in het rapport van de psychiatrisch adviseur van 8
maart 2012 genoemde voorzieningen, zoals hiervoor onder 4.3 beschreven, als een minimum. Namens klager wordt in een reactie van 2 augustus 2012 op het verweer van de selectiefunctionaris van 19 juli 2012 gesteld dat van de door de psychiatrisch
adviseur
bedoelde voorzieningen feitelijk niets terecht komt. De sociale contacten met het personeel zijn volgens klager kort en noodzakelijk.
De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat aan de door de psychiatrisch adviseur gestelde voorwaarden voor een aanvaardbaar regime is voldaan. Het rapport van de psychiatrisch adviseur dateert bovendien van maart 2012 en is
gebaseerd op gesprekken met klager uit januari 2012. Gesteld noch gebleken is dat de selectiefunctionaris na maart 2012 is nagegaan of het regime voldoet aan de gestelde voorwaarden, waarbij dus ook van belang is de vraag of klager alleen op de
terroristenafdeling verblijft of met medegedetineerden met wie hij contact kan onderhouden. Een actualisatie van de detentiesituatie ontbreekt. Onder deze omstandigheden kan de beslissing niet in stand blijven. Mitsdien zal het beroep gegrond worden
verklaard. De bestreden beslissing zal worden vernietigd en de selectiefunctionaris zal worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak en binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. De
beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 17 augustus 2012

secretaris voorzitter

Naar boven