Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/1422/GV, 10 juli 2007, beroep
Uitspraakdatum:10-07-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/1422/GV

betreft: [klager] datum: 10 juli 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een op 25 mei 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster alsmede haar raadsman, mr. J.M. Keizer, om haar beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klaagsters verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klaagster heeft aangevoerd dat haar verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft zij als volgt toegelicht. Klaagster is verbaasd dat het verzoek is afgewezen. In een telefoongesprek met de
selectiefunctionaris heeft deze aangegeven dat het niet mogelijk was om strafonderbreking te krijgen voor de opvang van de kinderen. Klaagster en haar partner hebben, toen hen wederom werd medegedeeld dat zij gelijktijdig gedetineerd zouden worden in
verband met aan hen opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, naar een oplossing gezocht voor de opvang van hun kinderen. In eerste instantie hebben zij die ook gevonden maar na enkele maanden bleek de opvang van hun kinderen, van negen en tien jaar,
niet
langer mogelijk. Begin mei begrepen klaagster en haar echtgenoot dat hij dit maal wel gedetineerd zou worden. Weliswaar hebben klaagster en haar echtgenoot alles geprobeerd om te regelen dat zij na elkaar hun detentie zouden mogen uitzitten, maar dat
mocht niet baten. Tot tweemaal toe hebben zij echter van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) de mogelijkheid gekregen om hun detentie in het belang van de kinderen na elkaar te mogen uitzitten. De selectiefunctionaris heeft daar kennelijk geen
boodschap aan. Klaagsters kinderen hebben door de arrestatie van hun vader veel leed moten ondergaan. Klaagster begrijpt niet dat de selectiefunctionaris haar geen mogelijkheid heeft willen bieden om toen, ten tijde van de op handen zijnde arrestatie,
bij haar kinderen te verblijven. Voor de opvang van haar kinderen was toen dan ook niets geregeld. Klaagster hoorde pas de volgende ochtend van het voorval. In de inrichting kreeg klaagster alle medewerking. Klaagster is van mening dat de beslissing
van
de selectiefunctionaris ervoor gezorgd heeft dat haar kinderen onherstelbaar trauma hebben opgelopen. Alle instanties waar klaagster contact mee heeft opgenomen over het gebeurde, hadden geen goed woord over voor het optreden van de
selectiefunctionaris
in deze. Klaagster is overigens van mening dat het CJIB, door eenzijdig de terugbetalingsregeling op te zeggen en klaagsters detentie te verlengen en de arrestatie van klaagsters echtgenoot te bewerkstelligen, onredelijk is opgetreden. Hierdoor worden
overigens ook de belanghebbenden bij de schadevergoedingsregeling ernstig benadeeld. De door klaagster verzochte strafonderbreking had mede tot doel om met de belanghebbenden een regeling proberen te treffen. Volgens de selectiefunctionaris zou dit ook
telefonisch vanuit de inrichting mogelijk zijn. Overigens is klaagsters partner inmiddels enkele weken gedetineerd en was (in ieder geval) tot 15 juni 2007 niet mogelijk om een belregeling met haar partner te regelen. Hoewel klaagster op 22 juni 2007
verlof heeft, kan zij dan geen zaken regelen omdat zij dan bij haar kinderen moet zijn en omdat zij, bij bezoek aan haar partner, geen papieren mee mag nemen. Zakelijke besprekingen zijn daarnaast tijdens het weekeinde niet mogelijk. Indien aan
klaagster wel eens strafonderbreking zou zijn verleend, had zij één en ander wel kunnen regelen. Overigens is klaagster van mening dat een en ander voornamelijk op het conto van het openbaar ministerie moet worden gezet. Dat wil kost wat kost dat
klaagster en haar echtgenoot hun straf gelijktijdig uitzitten en heeft daarbij geen enkel oog voor de belangen van haar kinderen en van hun schuldeisers. Klaagster is van mening dat de selectiefunctionaris zich daar ook voor laat gebruiken en vindt dat
de selectiefunctionaris onvoldoende haar belangen, waaronder begrepen de belangen van haar schuldeisers, haar kinderen en haar familie, heeft meegewogen.

Ter onderbouwing van het beroep heeft klaagster de volgende stukken overgelegd:
een tweetal brieven van het bureau jeugdzorg Overijssel d.d. 17 januari 2007 en 15 mei 2007;
een brief van de dienst Justis d.d. 9 augustus 2005;
een brief van de dienst Individuele Zaken GW van de Dienst Justitiële inrichtingen d.d. 6 mei 2005;
een brief van het CJIB te Leeuwarden d.d. 10 mei 2007; en
een brief van het RIAGG Zwolle d.d. 14 juni 2006.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om strafonderbreking is aangevraagd in verband met de arrestatie van klaagsters partner, de daarmee verband houdend opvang van haar kinderen en zakelijke aangelegenheden. Deze redenen hebben niet geleid tot een toewijzing van het verzoek.
Klaagster was immers al geruime tijd op de hoogte van het feit dat haar partner gearresteerd zou worden. Zij had dus ruimschoots de tijd om voor opvang te zorgen. Bij navraag is overigens gebleken dat de opvang wel degelijk geregeld is. Ten aanzien van
het regelen van zakelijke aangelegenheden geldt dat klaagster regimair verlof heeft en dan één en ander kan regelen terwijl daarnaast door de directeur van de inrichting waar zij verblijft de mogelijkheid kan geven tot zogenaamd (extra) zakelijk
bezoek.

3. De beoordeling
Klaagster ondergaat thans vervangende hechtenis van 358 dagen in verband met een aan haar opgelegde schadevergoedingsverplichting. Eerder heeft zij een gevangenisstraf van 490 dagen ondergaan. Bij het ondergaan van de gevangenisstraf heeft de
tenuitvoerlegging van de straffen voor klaagster en haar echtgenoot aansluitend plaatsgevonden in het belang van hun kinderen. Bij de vervangende hechtenis is dit niet geschied.
Op grond van het bepaalde in de artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting van 24 december 1988 (nr. 733726/98/DJI) (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de
persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof.
De verzochte strafonderbreking is enerzijds bedoeld voor de verzorging van klaagsters kinderen en anderzijds voor – gestelde – dringende redenen van zakelijke aard, waarbij klaagsters persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is.
Met betrekking tot dringende redenen van zakelijke aard geldt dat de beroepscommissie onvoldoende aannemelijk acht dat klaagsters persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Weliswaar zijn zowel klaagster als haar echtgenoot gedetineerd maar klaagster
heeft enerzijds met enige regelmaat regimair verlof waardoor zij de mogelijkheid heeft iets te doen aan die zakelijke problemen en anderzijds is onvoldoende feitelijk onderbouwd dat zij niet op andere wijze haar zakelijke belangen kan (laten)
behartigen. Gelet daarop zijn die zakelijke redenen geen aanleiding voor het toekennen van een strafonderbreking.

Ten aanzien van het gestelde persoonlijke belang van klaagster – te weten de verzorging van haar kinderen tijdens de detentie van haar echtgenoot - is de beroepscommissie van oordeel is dat de selectiefunctionaris bij het nemen van de afwijzende
beslissing onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waarom de detentie van de moeder niet kan onderbreken om een geschikte oplossing te vinden voor de verzorging van de kinderen. Tegenover de opvatting van selectiefunctionaris dat er een oplossing voor de
verzorging is tijdens klaagsters detentie, staat het schrijven van het bureau jeugdzorg Overijssel d.d. 15 mei 2007, waarin met klem om uitstel van de detentie in het belang van het welzijn van de kinderen wordt aangedrongen. Het vorenstaande in
onderling verband en samenhang bezien komt de beroepscommissie tot het oordeel dat de beslissing van de Minister onvoldoende zorgvuldig is genomen en mitsdien als onredelijk en onbillijk moet worden beschouwd. De bestreden beslissing zal daarom worden
vernietigd en aan de Minister zal worden opgedragen om binnen een termijn van drie weken na kennisneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
De beroepscommissie acht, nu de gevolgen van de vernietigde beslissing ongedaan gemaakt kunnen worden, geen termen aanwezig voor een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van 3 weken (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 juli 2007.

secretaris voorzitter

Naar boven