nummer: 07/1131/TB
betreft: [klager] datum: 14 augustus 2007
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 24 april 2007 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juli 2007, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, is namens de Staatssecretaris gehoord [...].
Mr. E.J.W.F. Deen heeft op 20 juni 2007 schriftelijk bericht te zijn verhinderd ter zitting te verschijnen en heeft verzocht om behandeling van het beroep op een andere zitting. Hem is bij faxbericht van 22 juni 2007 door een medewerker van het
secretariaat meegedeeld dat terzake door de beroepscommissie ter zitting een beslissing zal worden genomen en dat het beroep desgewenst tijdig schriftelijk kan worden toegelicht.
Klager heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om ter zitting te worden gehoord. Hij heeft zijn beroep bij brief van 3 juli 2007 schriftelijk toegelicht en voorts verzocht om aanhouding van het beroep, mede vanwege de afstand van Vught naar
Zwolle. Deze op 9 juli 2007 ontvangen brief is via het secretariaat voor aanvang van de zitting in de p.i Overijssel ontvangen en aan de beroepscommissie en de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris overhandigd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager over te plaatsen naar de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen (hierna: de Pompestichting).
2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 19 oktober 2001 veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 11 juni 2002
aangevangen. Klager is op 26 april 2004 geplaatst in FPC Oldenkotte te Rekken (hierna: Oldenkotte). Van 22 oktober 2004 tot 22 december 2004 heeft klager in het kader van een crisisinterventie in FPC Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht) verbleven.
Daar klager op 16 maart 2005 als extreem beheersgevaarlijk is aangemerkt, is hij op 29 maart 2005 overgeplaatst naar FPC de Kijvelanden te Poortugaal (hierna: de Kijvelanden). Na opheffing van de zogenoemde EV/BG (extreem vlucht- en/of
beheersgevaarlijk)-kwalificatie op 27 juli 2006 is klager op 20 september 2006 teruggeplaatst in Oldenkotte. Het door klager daartegen ingestelde beroep is behandeld ter zitting van 27 februari 2007 en ongegrond verklaard bij uitspraak 06/2426/TB van
24
mei 2007.
Op 28 februari 2007 heeft Oldenkotte de Staatssecretaris verzocht klager over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting. Klager is vervolgens op 20 april 2007 gehoord over het voornemen hem naar de Pompestichting over te plaatsen.
De Staatssecretaris heeft op 24 april 2007 beslist klager over te plaatsen naar de Pompestichting. Klager is op 1 mei 2007 geplaatst in de Pompestichting, locatie De Linge te Vught.
3. De standpunten
Klager kan zich niet verenigen met zijn overplaatsing naar de Pompestichting, omdat zijn behandeling daar opnieuw zal moeten beginnen. Zijn behandelaar in Oldenkotte heeft zijn woord niet gehouden, wat klager heel erg vindt. Deze had klager namelijk
gezegd dat hem verlof zou worden verleend of dat hij op een andere afdeling van Oldenkotte geplaatst zou worden. Op de verlengingszitting was afgesproken dat hij zijn behandeling moest afronden. Als hij niet in Oldenkotte mag blijven, wil hij terug
naar
de Kijvelanden. Klager wil het liefst terug naar Curaçao in plaats van hier telkens in een andere tbs-inrichting te worden geplaatst vanwege de leugens van zijn behandelaar in Oldenkotte. Door alle overplaatsingsbeslissingen van de Minister en de
Staatssecretaris is hij al acht jaar kwijt zonder dat ervoor wordt gezorgd dat hij op de juiste plaats verblijft. In Oldenkotte had men hem op afdeling 2-A moeten plaatsen in plaats van op een afdeling voor intensieve zorg en voor een behandelplan
moeten zorgen.
De Staatssecretaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Oldenkotte heeft een uitvoerig herselectieverzoek ingediend, waaruit blijkt dat de behandeling van klager in een impasse is geraakt. Klager is na opheffing van zijn EV/BG-status vanuit de Kijvelanden teruggeplaatst naar Oldenkotte, alwaar hij is
geplaatst op een afdeling voor intensieve zorg. Na heropname bleek al snel dat er bij klager geen wezenlijke gedragsveranderingen hadden plaatsgevonden ten opzichte van de situatie zoals die voorafgaand aan zijn EV/BG-status was. Het gedrag van klager
kenmerkt zich nog steeds door impulsiviteit, een lage frustratietolerantie en het ontbreken van uitstellend vermogen. Klager uit zijn emoties op een heftige, verbaal agressieve manier en tot twee keer toe is het tot fysieke agressie in de richting van
twee vrouwelijke medewerkers gekomen. Klager heeft geen ziektebesef en geen ziekte-inzicht. Door het ontbreken van probleembesef is het niet gelukt om enige therapeutische verandering bij klager teweeg te brengen. Klager weigert stelselmatig medicatie.
Verzocht is klager te herselecteren, opdat hij in een andere kliniek een nieuwe start zou kunnen maken om zodoende alsnog het gewenste behandelresultaat te kunnen bereiken.
Gelet op genoemde behandelinhoudelijke argumenten kon in redelijkheid worden beslist klager over te plaatsen naar de Pompestichting, alwaar klager op korte termijn via ruiling kon worden geplaatst. Zoals al aangegeven in de reactie op het beroep
06/2426/TB, kan klager niet terug naar de Kijvelanden omdat zijn plaatsing destijds daar van tijdelijke aard was vanwege de toen opgelegde EV/BG-status die is opgeheven, terwijl voortgezet verblijf op een reguliere afdeling van die inrichting
onwenselijk is. Als alle patiënten in een inrichting met een EV/BG-afdeling na opheffing van de EV/BG-status op een reguliere afdeling van die inrichting geplaatst zouden moeten worden, zou dat immers leiden tot een onevenredig groot aantal patiënten
met een EV/BG-voorgeschiedenis op reguliere afdelingen van die inrichting.
Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.
4. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht om het beroep te kunnen behandelen. Om die reden wijst zij de verzoeken om aanhouding van klager en zijn raadsman af.
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.
Uitgangspunt van het op grond van het IBO II-rapport door de Minister geformuleerde beleid is dat alle tbs-inrichtingen geoutilleerd zijn voor iedere ter beschikking gestelde, met uitzondering van een aantal speciale categorieën, te weten vrouwen,
zwakbegaafden en extreem beheers- en vluchtgevaarlijke ter beschikking gestelden. Daarnaast wordt onderscheiden naar de primaire psychopathologie: psychotische stoornis of persoonlijkheidsstoornis.
De Minister heeft de beslissing tot overplaatsing van klager genomen op basis van het herselectieverzoek van Oldenkotte, met inachtneming van klagers geslacht, zijn intelligentie, de ten aanzien van hem gestelde diagnose en gegevens omtrent het al dan
niet bestaan van een beheers/vluchtrisico, alsmede de bestaande wachtlijsten.
Klager heeft geen zwaarwegende argumenten aangevoerd die zouden kunnen of moeten leiden tot het oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid niet tot de bestreden overplaatsingsbeslissing heeft mogen komen.
Klagers stelling dat hij door de overplaatsing behandelachterstand zal oplopen, kan niet tot een ander oordeel leiden. Immers, uit het herselectieverzoek van Oldenkotte komt duidelijk naar voren dat klagers behandeling in Oldenkotte in een impasse is
geraakt en dat Oldenkotte geen behandelmogelijkheden voor klager meer ziet. Oldenkotte geeft aan dat behandeling van klagers persoonlijkheidsstoornis slechts zinvol kan plaatsvinden wanneer de periodieke explosieve stoornis enigszins is beteugeld met
medicatie, maar dat klager inname van medicatie (zowel in de Kijvelanden als) in Oldenkotte afwijst en dat klager daarmee zijn weg naar resocialisatie blokkeert.
Voorts geeft klager in het kader van dit beroep als ook in het kader van het eveneens ter zitting behandelde beroep tegen een uitspraak van de beklagrechter (07/464/TA) ook zelf aan dat sprake is van leugens van zijn behandelaar in Oldenkotte dan wel
dat Oldenkotte met hem niet de juiste weg heeft bewandeld, zodat van een op vertrouwen gebaseerde behandelrelatie geen sprake (meer) zal kunnen zijn.
Een voortgezette behandeling van klager in Oldenkotte kan onder die omstandigheden dan ook weinig zinvol worden geacht en zal meer behandelachterstand gaan opleveren dan het opstarten van een behandeling in een andere kliniek, in dit geval de
Pompestichting.
De beroepscommissie wil klager dan ook meegeven om - hoe moeilijk dat op zichzelf voor klager zal zijn gezien zijn frustratie over zijn verblijf in Oldenkotte en andere tbs-inrichtingen alsmede over zijn overplaatsing naar de Pompestichting - zich nu
vooral te richten op zijn behandeling in de Pompestichting en niet meer bezig te blijven met het voor hem negatief verlopen verblijf in Oldenkotte en zijn verblijf in andere tbs-inrichtingen. Zoals is overwogen in de uitspraak 06/2426/TB van 24 mei
2007
is een overplaatsing van klager naar een reguliere afdeling van de Kijvelanden niet aan de orde.
De beroepscommissie is overigens niet bevoegd te treden in de wijze waarop door Oldenkotte invulling is gegeven aan klagers tbs-behandeling noch in de wijze waarop door de Pompestichting daaraan invulling zal worden gegeven.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing om klager van Oldenkotte over te plaatsen naar de Pompestichting niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F.A.M. Kortmann en mr. R.P.G.L.M. Verbunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 augustus 2007
secretaris voorzitter