Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2964/GM, 9 maart 2007, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2964/GM

betreft: [klager] datum: 9 maart 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W. van Leeuwen, advocaat te Den Haag, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring Haaglanden te Den Haag,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 november 2006 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 1 februari 2007, gehouden in de p.i. Nieuw Vosseveld te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.W. van Leeuwen. De inrichtingsarts verbonden aan het huis van bewaring Haaglanden heeft
schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 20 oktober 2006, betreft het afbouwen van Dormicum en Oxazepam.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt toegelicht. Aan klager is jarenlang Dormicum en Oxazepam voorgeschreven door zijn behandelend psychiater. Ook tijdens eerdere detentieperioden ontving klager deze medicijnen. Klager verblijft sedert 19 juni
2006 in het huis van bewaring Haaglanden. In eerste instantie kreeg klager geen medicatie voorgeschreven. Klager heeft echter elke dag zijn methadon nodig. Er zou contact worden opgenomen met Parnassia. Op 23 juni 2006 kreeg klager van de psychiater,
[A] medicijnen voorgeschreven, waaronder Oxazepam en Dormicum voor een periode van een half jaar. Op 8 september 2006 deelde een andere inrichtingspsychiater, [B], klager mede dat de medicatie zou worden afgebouwd. Vanaf deze datum is er afgebouwd.
Door
het verminderen en afbouwen van de medicatie voelt klager zich onrustiger. Hij heeft nu vaker last van nachtmerries. De Oxazepam werd vanaf 18 september 2006 afgebouwd tot tweemaal daags 1 tablet 50 mg. De Dormicum werd na vier dagen gehalveerd en na
zeven dagen gestopt. Op 24 november 2006 is klager overgeplaatst naar het Pieter Baan Centrum (PBC). In het PBC is de dosering van Oxazepam gecontinueerd en na één week kreeg klager ook weer Dormicum voorgeschreven.

De inrichtingsarts heeft niet inhoudelijk gereageerd op de klacht.

3. De beoordeling
De handreiking benzodiazepinen van 2 mei 2002 van de Medisch Adviseur gaat uit van het stopzetten van het voorschrijven van benzodiazepinen aan gedetineerden indien daarvoor geen medische indicatie aanwezig is. Indien wordt besloten tot het stopzetten,
dient dit gefaseerd plaats te vinden volgens het in de handreiking gegeven afbouwschema.

Uit de stukken waaronder het medisch dossier van klager en de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat klager op 19 juni 2006 in de inrichting binnenkwam met onder andere als medicatie Oxazepam 50 mg driemaal daags 1 tablet en Dormicum 15 mg eenmaal
daags 1 tablet. Op 23 juni 2006 is klager gezien door de inrichtingspsychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst Den Haag. Blijkens de brief van 14 juli 2006 van de betreffende psychiater aan de inrichtingsarts zijn er geen contra-indicaties voor
voortzetting van het voorschijven van driemaal daags Oxazepam 50 mg en Methadon 80 mg. Voor wat betreft de overige medicatie zou informatie worden ingewonnen bij Parnassia. Op 8 september 2006 is klager gezien door een andere psychiater. Blijkens de
aantekeningen van dit consult is besloten de Dormicum terug te brengen naar 7,5 mg en na 1 week stopzetten en daarna de Oxazepam af te bouwen met 10 mg per week.

Voor zover er goede gronden waren om na het consult van 8 september 2006 af te wijken van het ingezette beleid en klagers medicijnen af te bouwen, blijkt dit niet uit het medisch dossier. Nu de inrichtingsarts niet ter zitting is verschenen en de
beroepscommissie niet in de gelegenheid is gesteld zich hierover te laten informeren, moet het ervoor worden gehouden dat ook na 8 september 2006 een medische indicatie aanwezig was om aan klager Oxazepam en Dormicum te blijven voorschrijven. Gelet
hierop dient het handelen van de inrichtingsarts als onzorgvuldig te worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal voor het door klager ondervonden ongemak een tegemoetkoming toekennen van € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van het huis van bewaring Haaglanden toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, J.G.J. de Boer en L.E.M. Kleipool, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 9 maart 2007

secretaris voorzitter

Naar boven