Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2165/TA, 8 februari 2007, beroep
Uitspraakdatum:08-02-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2165/TA

betreft: [klager] datum: 8 februari 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.M.F. Fabisch, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2006 van de beklagcommissie bij de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen, hierna de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 december 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.M.F. Fabisch, en namens het hoofd van de inrichting [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft afzondering in de eigen verblijfsruimte op 13 januari 2006 na beëindiging van de separatie die was opgelegd wegens verdenking van betrokkenheid bij drugshandel in de inrichting en vanwege signalen die er op wijzen dat hij
medepatiënten intimideert.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Inzake het beroep tegen de separatie (06/2122/TA) is aangevoerd dat de grondslag aan de separatie is komen te ontvallen. Blijkens een overgelegde brief van 20 oktober 2006 van de officier van justitie te Utrecht aan de voorzitter en leden van de
rechtbank te Utrecht heeft de getuige-deskundige van de inrichting tijdens de verlengingszitting van 11 oktober 2006 verklaard dat tijdens bezoek van de echtgenote aan klager in de inrichting drugs in een kinderwagen zijn aangetroffen, maar heeft de
inrichting op 18 oktober 2006 aangegeven dat toen geen drugs waren aangetroffen maar een mobiele telefoon.
Om die reden is ook de grondslag aan de afzondering komen te ontvallen.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het na de separatie gefaseerd laten terugkeren van klager naar de afdeling vormt een correcte wijze van handelen. Verscheidene medeverpleegden voelden zich door klager geïntimideerd.

3. De beoordeling
Artikel 59, eerste lid, Bvt bepaalt dat een lid van de commissie van toezicht niet deelneemt aan de behandeling van het klaagschrift, indien hij heeft bemiddeld ter zake van de beslissing waarop het klaagschrift betrekking heeft.
Een lid van de beklagcommissie was als maandcommissaris betrokken bij bemiddeling inzake klagers onderhavige klacht. Reeds om die reden zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen.

Vast staat dat klager van 2 januari 2006 tot 13 januari 2006 is gesepareerd vanwege ernstige vermoedens van zijn betrokkenheid bij handel in harddrugs in de inrichting, alsmede signalen die er op wijzen dat hij medepatiënten intimideert. Na beëindiging
van de separatie op 13 januari 2006 is klager vervolgens afgezonderd in de eigen kamer om hem gefaseerd op de afdeling te kunnen laten terugkeren. Mede gezien het vermoeden dat klager intimiderend op anderen overkwam, kon de inrichting in redelijkheid
komen tot de beslissing hem af te zonderen en geleidelijk aan meer vrijheden te verlenen.
De verklaring namens klager dat achteraf bezien de grondslag aan de separatie en daarmee tevens de daarop volgende afzondering is komen te vervallen, kan niet tot een ander oordeel leiden. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de
beroepscommissie van heden op het beroep van klager ten aanzien van de opgelegde separatie (06/2122/TA).

De beroepscommissie zal het beklag derhalve ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. A.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 feb ruari 2007

secretaris voorzitter

Naar boven