Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/2385/GV, 17 oktober 2006, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/2385/GV

betreft: [klager] datum: 17 oktober 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J.A.P. van Breukelen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 september 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager heeft niet geweigerd deel te nemen aan het programma Terugdringen Recidive (TR). Hij heeft
slechts geweigerd mee te werken aan een behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te Heiloo, welke behandeling als intramurale interventie is opgenomen in zijn reïntegratieplan. Het hoofd coördinatiebureau TR heeft om deze reden
klagers deelname aan het programma TR gestopt. Tegen deze beslissing heeft klager een klaagschrift ingediend. In deze procedure is nog steeds geen inhoudelijke beslissing genomen omdat er onenigheid bestaat tussen de beklagcommissie en de
selectiefunctionaris wie bevoegd is over de klacht van klager te oordelen. Het zou onredelijk zijn dat de weigering van klager om mee te werken aan zijn behandeling tot gevolg zou moeten hebben dat hij niet meer met verlof mag. Volgens klager moet er
eerst een inhoudelijke beslissing worden genomen op het klaagschrift. Er is geen rechtsregel die bepaalt dat de weigering deel te nemen aan het programma TR tot gevolg heeft dat er niet langer verlof wordt verleend. Het draaiboek Terugdringen Recidive
2005 merkt op dat het niet meedoen aan een TR traject als consequentie kan hebben dat de detentiefasering niet verder gaat dan een beperkt beveiligde inrichting zonder verlof. Uitgangspunt hierbij is dat regimair gebonden verlof wordt omgezet in een
persoonsgebonden verlof. Persoonsgebonden (algemeen) verlof behoort ook in geval van weigering deel te nemen aan TR, nog tot de mogelijkheden. Sinds klagers binnenkomst in de gevangenis Veenhuizen is aan klager twee maal eerder verlof verleend. Deze
verloven zijn zonder problemen verlopen. De omstandigheden zijn sindsdien niet gewijzigd. De weigering deel te nemen aan het programma TR is van november 2005 en was de selectiefunctionaris reeds bekend ten tijde van de eerste twee verlofaanvragen.
Klager wil het beroepschrift mondeling toelichten.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Naar aanleiding van het feit dat aan klager een straf van langer dan vier maanden is opgelegd, hoort klager tot de categorie die in aanmerking komt voor het programma TR. Dit beleid
beoogt de criminaliteit terug te dringen. Uit het uitgevoerde diagnostisch instrument RISc (Recidive Inschattings Schalen) scoort klager hoog. Dit houdt in dat er een meer dan verhoogde kans op recidive bestaat. Gedragsinterventies zijn nodig om tot
daadwerkelijke gedragsveranderingen te komen. Eén van de noodzakelijke gedragsinterventies is een behandeling bij de FPA te Heiloo. Klager weigert echter deze essentiële gedragsinterventie waardoor andere gedragsinterventies niet het beoogde doel
bereiken en de verhoogde kans op recidive blijft bestaan. Overeenkomstig het gevoerde TR-beleid worden dan geen vrijheden toegekend (o.a. Draaiboek Terugdringen Recidive versie 2.0, Hoofdstuk 2 paragraaf 2.1.2). Op grond van artikel 4 van de Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting wordt het verlof geweigerd in geval van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Het Persoons Gebonden Verlof (PGV) is nog niet ingevoerd. PGV wordt pas ingevoerd bij
de implementatie van Detentie en Behandeling op Maat (DBM). Het PGV maakt het mogelijk dat gedetineerden die weigeren deel te nemen aan het programma TR worden geplaatst in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), maar dan zonder
verlofmogelijkheden.
Het PGV is op de persoon toegesneden en vervangt daarbij het regimair, incidenteel en het algemeen verlof (AVG).
Klager heeft de inrichting eerder tijdelijk verlaten in het kader van strafonderbreking en algemeen verlof. De strafonderbreking is verleend in verband met de bevalling van de partner van klager. Aan klager is abusievelijk eerder algemeen verlof
verleend omdat de directeur heeft verzuimd in zijn advies melding te maken van het feit dat klager weigert deel te nemen aan het programma TR. Deze onjuiste beslissing is geen aanleiding geweest het tweede verzoek om algemeen verlof te honoreren,
ondanks dat het eerste verlof goed is verlopen. Een eerder goed verlopen verlof vormt geen reden een volgend verlofaanvraag eveneens te honoreren. Klager komt al sinds 1987 in aanraking met Justitie. Dit heeft niet geleid tot intrinsieke
gedragsveranderingen die de recidive verminderen. De delicten zijn zelfs in ernst toegenomen. De beslissing is genomen conform het wettelijk kader en het vigerende TR-beleid.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Veenhuizen heeft zich onthouden van een advies.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam heeft in zijn advies van 18 april 2006 aangegeven geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek.
De regiopolitie Rotterdam-Rijnmond adviseert op 6 juli 2006 positief op de verlofaanvraag onder de voorwaarde dat klager zich niet begeeft naar Rotterdam-Zuid.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek, wegens poging tot moord c.q. doodslag. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 25 december 2006. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 1 dag
gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken is vast komen te staan dat klager zich verzet tegen een behandeling bij de FPA te Heiloo als onderdeel van zijn programma TR. Blijkens het adviesrapport van 12 oktober 2005 van het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering komt uit de
RISc
naar voren dat bij klager een hoge kans op recidive aanwezig is. Alhoewel het vorenstaande in beginsel een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt, dient gelet op de omstandigheden van het geval de beslissing van de Minister bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Een recent aan klager verleend algemeen verlof evenals alle andere verloven en strafonderbreking zijn goed verlopen. In het advies van de directeur van 11 september
2006 wordt geen melding gemaakt van gewelddadig of anderszins onwenselijk gedrag van klager in de inrichting. Verder is het einde van klagers detentie in zicht. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de beslissing van de Minister zal
worden
vernietigd. De Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing nog ongedaan zijn te maken acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het
toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na
ontvangst).
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 17 oktober 2006

secretaris voorzitter

Naar boven