Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 07/3164/GV, 27 december 2007, beroep
Uitspraakdatum:27-12-2007

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 07/3164/GV

betreft: [klager] datum: 27 december 2007

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 november 2007 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. A.M.R. van Ginneken om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Ondanks een positief advies van de directeur van de inrichting is klagers verlofaanvraag op
grond van het advies van de advocaat-generaal afgewezen. Aanvankelijk stelde de advocaat-generaal zich op het standpunt dat er sprake zou zijn van vluchtgevaar en toen dit argument geen stand hield, is er gezocht naar een nieuw argument, zijn verleden.
Dit is een oneigenlijk argument en voor het overige is er geen reden om klagers verlofaanvraag te weigeren. Klager verblijft in voorlopige hechtenis op verdenking van onder meer overtreding van de Opiumwet die dateert uit 2004. Klager is hiervoor door
de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden. Het hoger beroep loopt nog. Juist is dat klager eerder gedetineerd is geweest. De laatste keer was in de periode 2005-2006 in verband met een veroordeling wegens het bezit van cocaïne in
2005. Tijdens die detentie heeft klager deelgenomen aan een penitentiair programma en verlof gekregen onder andere om zich te melden voor deelname aan het programma. Hij is gedurende twee maanden actief geweest bij de stichting Mooi als vrijwilliger in
het jongerencentrum. Hij heeft zich aan alle regels gehouden en zich naar volle tevredenheid van alle betrokkenen ingezet. Na zijn detentie is hij in verband met problemen met zijn zoontje vertrokken naar Suriname. Hij heeft daar enkele maanden zonder
problemen verbleven totdat hij is aangehouden in verband met de strafzaak uit 2004. Sedert de laatste keer dat klager vastzat en nog wel in aanmerking kwam voor verlof en deelname aan een penitentiair programma is er helemaal niets nieuws gebeurd. Van
enigerlei verhoogd risico is geen sprake aangezien het om oude feiten gaat die ten tijde van de vorige detentie al gepleegd waren. Klager is tijdens zijn vorige detentie al gehoord in de zaak waar hij thans voor vastzit en met de zaak is toen niets
gedaan.
Klager wil zich tijdens verlof bewijzen en daarna geplaatst worden in de locatie Maashegge om zijn opleiding weer op te pakken. Verwezen wordt naar 06/2386/GB en 06/2385/GV.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld met een fictieve einddatum van 18 november 2008. De adviezen van de inrichting en de politie zijn positief, waarbij de inrichting zich baseert op het positieve gedrag/functioneren van klager binnen de inrichting.
Het openbaar ministerie, dat verplicht dient te adviseren gezien de veroordeling in eerste aanleg, geeft een negatief advies. Gesteld wordt dat klager sinds het jaar 2000 vrijwel voortdurend betrokken is bij handel in verdovende middelen. De
advocaat-generaal is van oordeel dat er duidelijk sprake is van gevaar voor het plegen van strafbare feiten, met name Opiumwetdelicten, bij verlofverlening.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Dordtse Poorten te Dordrecht heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag op basis van klagers gedrag en functioneren in de inrichting.
De advocaat-generaal bij het ressortsparket te Den Haag heeft aangegeven niet akkoord te gaan met verlofverlening, omdat klager sinds 2000 vrijwel voortdurend betrokken is bij de handel in verdovende middelen en er duidelijk gevaar is voor het plegen
van strafbare feiten, met name Opiumwetdelicten. Aan klager zou geen enkele vorm van verlof dienen te worden verleend.
De politie Haarlem heeft geen bezwaar dat klager verlof doorbrengt op het door hem opgegeven verlofadres.

3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden met aftrek, wegens opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 van de Opiumwet gegeven verbod en witwassen. De fictieve v.i.-datum valt op of omstreeks 18 november
2008.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het schrijven van de advocaat-generaal bij het ressortsparket Den Haag van 17 augustus 2007 volgt dat klager in het recente verleden in 2005 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden in verband met opzettelijk handelen in strijd
met de Opiumwet en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit klagers uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat hij meermalen is veroordeeld voor met name Opiumwetdelicten.
Klagers verlofaanvraag is afgewezen in verband met het advies van de advocaat-generaal die van mening is dat klager in verband met zijn recidive geen enkele vorm van verlof zou dienen te worden verleend.
Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat recidive alleen onvoldoende grond vormt om de aanvraag voor algemeen verlof af te wijzen. De huidige detentie betreft strafbare feiten begaan voor de laatste detentie, tijdens welke klager
heeft
deelgenomen aan een penitentair programma en verlof heeft gekregen. Uit de inrichtingsrapportage volgt dat klagers houding en gedrag vriendelijk en correct zijn, dat hij zijn baantje als sporthulp serieus uitvoert en gemaakte afspraken in de inrichting
goed nakomt. De politie Haarlem heeft voorts geen bezwaar gemaakt tegen verlofverlening. Gelet op de positieve adviezen van de directeur van de inrichting en de politie dient de beslissing van de Minister, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken (na
ontvangst).
Nu de rechtsgevolgen van de te vernietigen beslissing nog ongedaan zijn te maken acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S.van Gemert, secretaris, op 27 december 2007

secretaris voorzitter

Naar boven