Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0484/TB, 10 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/484/TB

betreft: [klager] datum: 10 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. O.O. van der Lee, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 9 februari 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 juli 2006, gehouden in de locatie Almere, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. drs. O.O. van der Lee, en namens de Minister, [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
ministerie van Justitie, en [...], psycholoog/psychotherapeut en waarnemend hoofd behandeling bij het centrum voor forensisch psychiatrische zorg Oldenkotte te Rekken (hierna: Oldenkotte).

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 7 december 1995 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op 10 april 1997 geplaatst in Oldenkotte. Vervolgens is klager op 4 juli 2001 overgeplaatst naar het
forensisch psychiatrisch centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Klager is op 16 april 2002 weer in Oldenkotte opgenomen. Deze inrichting heeft klager op 1 juli 2005 aangemeld voor een longstayplaatsing.
Bij advies van 25 november 2005 van de landelijke adviescommissie plaatsing (LAP) is aangegeven dat klager voldoet aan de longstayindicatie en is de Minister geadviseerd klager te plaatsen in een longstaysetting met de mogelijkheid van doorstroom naar
een doelgroep specifieke voorziening binnen de GGz gericht op autismespectrumstoornissen. Op 9 februari 2006 heeft de Minister beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting. Klager is op 15 maart 2006
geplaatst in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting De Corridor te Zeeland.

3. De standpunten
Door en namens klager is aangevoerd dat er geen volwaardige behandeling heeft plaatsgevonden in twee of meer klinieken. Een plaatsing in een longstayvoorziening dient een ultimum remedium te zijn. Alle mogelijke behandelopties dienen voorheen benut te
worden. Klager is weliswaar tijdelijk overgeplaatst naar Veldzicht maar de reden voor deze overplaatsing was een organisatorisch probleem. In Oldenkotte werd een afdeling tijdelijk gesloten en de patiënten zijn herschikt. Om deze reden is klager
tijdelijk in Veldzicht geplaatst. Er heeft geen volwaardige behandeling plaatsgevonden in een kliniek, waar met een frisse blik naar klager is gekeken. Er is klager geen volwaardige behandeling in twee klinieken geboden. De LAP merkt op dat een
onafhankelijk advies in het kader van de zesjaarsverlenging niet is overgelegd. In de rapportage van [...] wordt voorgesteld om de tbs voorlopig met een jaar te verlengen en na ommekomst van dat jaar opnieuw te bezien of er verantwoorde mogelijkheden
bestaan voor een geleidelijk uit te breiden verlof- en resocialisatiebeleid. Heel geleidelijk hebben er bij klager positieve veranderingen plaatsgevonden. Klager gebruikt sinds 2001 libidoremmende medicatie. Er zijn geen conflicten geweest over
medicatie. Bij medicatie is er zicht op resocialisatie. Door de externe deskundigen is niet onderschreven dat er een ‘state of the art’ behandeling heeft plaatsgevonden. De behandeling is enkel door Oldenkotte als zijnde state of the art beoordeeld. De
conclusie van de LAP dat gebruik zou kunnen worden gemaakt van een langlopende proefverlofsituatie strookt niet met de plaatsing in een longstayvoorziening. Longstay is een ultimum remedium en klager is daar nog lang niet aan toe. Er is immers nog geen
sprake geweest van een tweede volwaardige behandeling.
Klager heeft toegevoegd dat volgens de rapportages van Oldenkotte hij alles kapot zou maken, terwijl dat niet juist is. Klager wilde meer uren werken in Oldenkotte maar dat was niet mogelijk. Volgens Oldenkotte kon hij niet langer dan anderhalf uur
werken. Afhankelijk van de werkomstandigheden en of klager gemotiveerd is voor het werk is hij prima in staat om langer te werken. De periode in Veldzicht heeft klager wel positief beleefd. Hij was daar op een longstayafdeling geplaatst. Dat was een
rare ervaring. Hij mocht daar wel even buiten lopen en over het terrein wandelen. Klager heeft in Oldenkotte problemen ondervonden, omdat hij te midden van jongens van een jaar of twintig à dertig was geplaatst, die hem de les wilden lezen. Dat streek
klager tegen de haren in. Zijn broer, het enige familielid dat klager nog heeft, kan niet zelfstandig reizen en kan klager niet bezoeken. Klager kan hem ook niet bezoeken, omdat dat de eerste zeven maanden na plaatsing niet mogelijk is.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt is naar huidige inzichten ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing in een longstayvoorziening bepaald dat elke aanvraag voor een longstayindicatie van het hoofd van de
inrichting
moet voldoen aan het uitgangspunt dat het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is. De Minister laat zich, alvorens een besluit tot
plaatsing in een longstayvoorziening te nemen, adviseren middels een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de LAP. De LAP bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, dat onderzoekt of het hoofd van de inrichting,
gelet op diens verantwoording in de aanmelding van de longstaykandidaat, in alle redelijkheid en met inachtneming van eisen die in professionele zin aan de indicatiestelling gesteld moeten worden, tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
De langdurige en intensieve klinische observaties die de basis vormen voor de indicatiestelling door de opeenvolgende behandelaars geven een breder beeld van het werkelijke behandelverloop dan een incidentele klinische observatie zou kunnen doen. In
geval de LAP in de stukken over het behandelverloop aanleiding ziet tot nadere kennismaking met de longstaykandidaat, kan zij ertoe overgaan deze te bezoeken.
Gesteld wordt dat geen sprake is van behandeling in twee klinieken. Gelet op het longstaybeleidskader is dit geen harde eis, maar is er bij voorkeur sprake van behandeling in twee klinieken. De stelling dat in Veldzicht geen behandeling heeft
plaatsgevonden behoeft enige nuancering. Ook in Veldzicht heeft het een en ander aan behandeling plaatsgevonden. Klager heeft daar gesprekken gevoerd met zijn behandelcoördinator en psychiater en er zijn hem therapieën en vaardigheidstrainingen
aangeboden. De overplaatsing naar Veldzicht was wel door andere factoren, organisatorische en niet door behandelargumenten, ingegeven. Dat klager liever in het noorden wordt geplaatst in de buurt van zijn broer is gelet op 05/323/TB d.d. 4 augustus
2005
geen doorslaggevend argument om tot plaatsing in de regio over te gaan. In Oldenkotte is klager een ‘state of the art’ behandeling geboden. Uit de verschillende omtrent klager uitgebrachte rapportages volgt dat er sprake is van voortdurende zeer hoge
en
onverminderde delictgevaarlijkheid. Uit het advies van de LAP volgt dat er thans geen behandelingsmethodieken voorhanden zijn om de prognose in gunstige zin bij te stellen en is geadviseerd om klager in een longstayvoorziening te plaatsen met de
mogelijkheid van doorstroom naar een gesloten GGz-voorziening.
De Minister heeft op grond van al het vorenstaande in alle redelijkheid kunnen besluiten klager te plaatsen in een longstayvoorziening. Het beroep zal derhalve ongegrond zijn.

[Psycholoog/psychotherapeut] heeft ter zitting toegelicht dat klager om een organisatorische reden is overgeplaatst naar Veldzicht. In verband met een reorganisatie binnen Oldenkotte is klager extern overgeplaatst. Afgesproken was dat klager
teruggeplaatst zou worden naar Oldenkotte. De laatste jaren is er in de behandeling van klager niet veel veranderd. Dit heeft te maken met de aard van de stoornis. Er dient klager structuur te worden geboden in zijn leefwereld. Voor wat betreft de
seksuele problematiek is één en ander geprobeerd. Klager vindt het heel moeilijk om zich in te leven in een ander, ziet zichzelf als slachtoffer en ziet niet zijn eigen aandeel.
Klager kan zich hardnekkig verzetten tegen de hem aangeboden structuur, die hij nodig heeft om zo goed mogelijk te functioneren. Dit heeft ook conflicten opgeleverd. Er is sprake geweest van seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarbij klager geen
rekening hield met een ander. In de loop der jaren is er heel weinig veranderd, ongeacht de behandeling die hem is aangeboden. Klager is niet onwillig, maar heeft moeite om iets af te maken. Er is nooit over gesproken om klager onbegeleid verlof te
verlenen. Plaatsing binnen de GGz is niet overwogen in verband met klagers depotmedicatie. Er is door Oldenkotte wel overwogen om te adviseren om klager over te plaatsen naar de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen, waar een speciale afdeling is voor
tbs-gestelden met pervasieve ontwikkelingsstoornissen. In Oldenkotte is geen poging tot resocialisatie ondernomen.
In de rapportages van Oldenkotte zijn ook klagers positieve punten belicht.
Klagers empatisch vermogen is echter niet veranderd. Door het gebruik van libidoremmende medicatie is de seksuele dwang er wat vanaf gegaan. Gemeend wordt dat Oldenkotte in staat is om te beoordelen dat klager een ‘state of the art’ behandeling is
geboden.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleidskader komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet
heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Volgens het betreffende beleidskader dient ook nog aan de volgende criteria te worden voldaan voordat plaatsing op een longstayafdeling kan plaatsvinden:
a) de terbeschikkinggestelde dient conform ‘state of the art’ alle behandelingsmogelijkheden te ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen zonder dat dit geleid heeft tot substantiële vermindering van het delictgevaar (....) en
b) er is geen mogelijkheid tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op de omtrent klager uitgebrachte rapportages en adviezen, niet vast is komen staan dat klager daadwerkelijk een ‘state of the art’ behandeling heeft ondergaan. Met name is de vraag of in de behandeling
(voldoende) rekening is gehouden met klagers autistische stoornis.
Daarbij komt dat de LAP heeft geadviseerd om klager de mogelijkheid te bieden door te stromen naar een GGz-voorziening gericht op autismespectrumstoornissen, waarbij gebruik gemaakt zou kunnen worden van een langlopende proefverlofsituatie.
De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, thans niet aan alle criteria voor plaatsing in een longstayvoorziening wordt voldaan en dat de beslissing om klager in dit stadium van zijn behandeling in een longstayvoorziening te
plaatsen als onredelijk en onbillijk dient worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

Nu de bestreden beslissing dient te worden vernietigd, zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt juncto artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Minister opdragen binnen uiterlijk een maand na
ontvangst van deze uitspraak en met inachtneming van de overwegingen een nieuwe beslissing te nemen, waarbij op verandering gerichte behandelmogelijkheden nadrukkelijk worden betrokken.
Nu niet is gesteld noch gebleken dat klager ten gevolge van de inmiddels onjuist bevonden beslissing behandelachterstand zou hebben opgelopen, ziet de beroepscommissie geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, dhr. J.L. Brand en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven