Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/1137/GA, 3 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:03-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/1137/GA

betreft: [klager] datum: 3 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de gevangenis/ISD voor vrouwen te Zwolle,

gericht tegen een uitspraak van 24 april 2006 van de beklagcommissie bij de locatie Zwolle, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 juli 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Noord te Hoogeveen, zijn gehoord klaagster en [...], unit-directeur bij voornoemde locatie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel vanwege de omstandigheid dat klaagster een urinecontrole moest ondergaan en geen urine kon of wilde produceren, hetgeen gelijk staat aan het gebruik van harddrugs.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klaagster
De unit-directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens de zitting van de beklagcommissie op 17 februari 2006 is de directie om nadere informatie gevraagd en is de behandeling van de zaak aangehouden. Ter zitting van
24 april 2006 is de gevraagde informatie verstrekt en pas na instellen van het beroep bleek dat de klacht van klaagster gegrond was verklaard omdat de directie in gebreke was geweest ten aanzien van het overleggen van op ambtseed opgemaakte rapportage
betreffende de verklaringen van de bij de afname van de urinecontrole aanwezige medewerkers. Bij de aanhouding van de behandeling van de zaak is enkel om informatie gevraagd en is daaraan geen vormvoorschrift verbonden. De medewerkers hebben allen de
ambtseed afgelegd, zodat de door hen verstrekte informatie aan de directie als ambtsedig kan worden aangemerkt.
Klaagster had last van haar rug, om 10.15 uur gaf zij aan terug te willen naar haar cel, terwijl zij tot 12.15 uur de gelegenheid had urine te produceren.

De huisregels zijn in de bibliotheek op te vragen en er is ook een Engelse versie beschikbaar. Klaagster had derhalve kunnen weten wat de consequentie van haar verzoek naar cel terug te mogen gaan zou zijn.

Klaagster heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klaagster is nooit eerder gedetineerd geweest. Zij kent de regels omtrent de urinecontrole niet in detail. Voorafgaand aan de controle gaf zij aan reeds naar het toilet te zijn geweest. Zij wist wel dat zij vier uur de tijd had urine te produceren,
maar
niet dat zij in die periode water kon krijgen. Na een verblijf van twee uur in een koude cel vroeg klaagster of zij er even uit mocht en een beetje heen en weer mocht lopen. Als reactie werd zij naar haar cel teruggebracht. Eerder werd al tegen haar
geschreeuwd dat het allemaal te lang duurde. Zij kreeg geen uitleg in het Engels. Klaagster dacht dat zij na een kort verblijf op haar eigen cel weer terug mocht voor de urinecontrole.
Door de hele situatie is haar detentiefasering met bijbehorende verlofmogelijkheden uitgesteld.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt voorop dat de directie niet tegengeworpen had mogen worden dat zij niet de juiste stukken op de zitting van de beklagcommissie heeft overgelegd, aangezien door de beklagcommissie niet met zoveel woorden was aangegeven welke
stukken noodzakelijk werden geacht en of er van formele rapportages spake zou moeten zijn.
Daarnaast wordt overwogen dat, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, niet uitgesloten geacht kan worden dat er ten tijde van de urinecontrole sprake is geweest van miscommunicatie tussen klaagster en het dienstdoende personeel. Met name
wordt getwijfeld aan het feit of klaagster daadwerkelijk de consequenties van het terugkeren naar haar cel in voldoende mate duidelijk waren. De directeur kan in dit verband en onder deze omstandigheden niet volhouden dat klaagster kennis had kunnen
nemen van de huisregels ten aanzien van de urinecontrole en mitsdien bewust de consequenties van haar besluit voor lief heeft genomen. Het beroep zal mitsdien ongegrond worden verklaard met verbetering van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met verbetering van gronden.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. R. Weenink en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 3 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven