Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0299/TA, 3 juli 2006, beroep
Uitspraakdatum:03-07-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 06/299/TA

betreft: [klager] datum: 3 juli 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 17 januari 2006 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 mei 2006, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...], juridisch medewerker bij de inrichting.
Uit het schrijven van klagers raadsvrouw mr. N. Dekens volgt dat klager afstand heeft gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen en dat de raadsvrouw evenmin ter zitting zal verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep van belang, het visueel toezicht op de urineafname door een vrouwelijk personeelslid.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit artikel 24, tweede lid, juncto artikel 23, derde lid, Bvt vloeit voort dat voor zover mogelijk urineonderzoeken worden
afgenomen door personen van hetzelfde geslacht als de verpleegde. De Regeling urineonderzoek verpleegden vermeldt hier niets over. De wetgever heeft beoogd dat de verpleegde slechts in geval van uitzondering moet gedogen dat een medewerker van het
andere geslacht dan betrokkene een urinecontrole afneemt. De beklagcommissie heeft gesteld dat het recht op het belijden van godsdienst ruim moet worden uitgelegd, maar het tweede lid van artikel 9 EVRM bepaalt dat het onderhavige recht kan worden
beperkt, indien bij wet voorzien en dit noodzakelijk is in het belang van onder andere de veiligheid en de openbare orde. De Bvt legt de bevoegdheid expliciet vast en het belang van controles op verdovende middelen bij de patiënten in verband met de
orde en de veiligheid is evident. In het geval van klager was het onmogelijk om klager te laten urineren in het bijzijn van een mannelijke verpleegkundige. Er werkt slechts één man bij de medische dienst, die onmogelijk iedere dag aanwezig kan zijn en
alle urinecontroles kan afnemen. De suggestie van de beklagcommissie in overweging 3.10 dat ook een andere mannelijk medewerker zonder verpleegkundige achtergrond ingezet zou kunnen worden, wordt ten stelligste afgewezen. Afname van urinecontrole is
slechts opgenomen in de functieomschrijving van een verpleegkundige en niet in die van de sociotherapeut. Dit om de kwaliteit van de werkzaamheden binnen de inrichting zo hoog mogelijk te houden. De medewerkers van de medische dienst zijn geschoold en
getraind in dergelijke taken die samenhangen met en onderdeel uitmaken van het medisch vakgebied. Zij onderhouden ook de contacten met het Deltalab. Het betreft geen onwil van de inrichting maar als het niet mogelijk is om de urinecontrole door een man
te laten afnemen dan gebeurt dat door een vrouw. Gezien de ruime oververtegenwoordiging van vrouwen in verpleegkundige beroepen is het ook onvermijdelijk dat voornamelijk vrouwen dit werk uitvoeren. Er is bezorgdheid over de consequentie van de
uitspraak voor de overige patiënten. Vrijwel alle patiënten, er verblijven alleen maar mannelijke patiënten in de inrichting, vinden het problematisch om te urineren in het zicht van een vrouwelijke medewerker. Als de uitspraak van de beklagcommissie
in
stand blijft, zou er voortaan onderscheid gemaakt moeten worden tussen patiëntengroepen zonder specifieke religie die hiermee belast blijven en anderen met een specifieke religie die nog slechts een urinecontrole krijgen wanneer een mannelijke
verpleegkundige aanwezig is. Een dergelijk onderscheid wil de inrichting niet maken. Zij wil alle patiënten gelijk bejegenen. Er worden circa tien tot vijftien urinecontroles per dag afgenomen bij verdenking en steekproefsgewijs.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft er bezwaar tegen dat het toezicht op de urinecontrole wordt uitgevoerd door iemand van het andere geslacht. Hij ervaart dit als
beledigend
en onterend en als een aantasting van zijn persoon. Klager is belijdend moslim en het urineren onder toezicht van een vrouw is in strijd met de religieuze voorschriften. Door desalniettemin van klager te verlangen dat deze controle in het bijzijn van
een vrouwelijk medewerker wordt uitgevoerd, maakt het hoofd van de inrichting een inbreuk op het recht om godsdienst te belijden ingevolge artikel 9, tweede lid, EVRM. De beklagcommissie heeft juist geoordeeld dat de directeur in redelijkheid niet van
zijn beleidsvrijheid ex artikel 23, derde lid, Bvt juncto artikel 24, tweede lid, Bvt en artikel 3, derde lid, van de Regeling urineonderzoek verpleegden, gebruik had mogen maken, aangezien dit leidt tot een aantasting van het grondrecht van vrijheid
van godsdienst en godsdienstbelijdenis.

3. De beoordeling
Uit artikel 24, tweede lid, Bvt juncto artikel 23, derde lid, Bvt en de Nota van Toelichting op artikel 3, derde lid, van de Regeling urineonderzoek verpleegden volgt dat de afname van de urine geschiedt onder direct visueel toezicht van een
personeelslid van, voor zover mogelijk, hetzelfde geslacht als de verpleegde.

De inrichting heeft ervoor gekozen - om de kwaliteit van die procedure te borgen - om de urinecontroles, en daarmee het toezicht op de afname van urine, door de verpleegkundigen te laten plaatsvinden. Daartoe is de functieomschrijving van de
verpleegkundige aangepast. Slechts één van de verpleegkundigen is man. In de inrichting, waar meer dan tien urinecontroles per dag worden uitgevoerd, verblijven enkel mannelijke tbs-gestelden en de mannelijke verpleegkundige kan onmogelijk iedere dag
aanwezig zijn om alle urinecontroles af te nemen.
Die niet door medische gronden bepaalde keuze van de inrichting leidt ertoe dat onvoldoende wordt voldaan aan de inspanningsverplichting als vermeld in artikel 24, tweede lid, Bvt juncto artikel 23, derde lid, Bvt. Daarbij komt dat het hoofd van de
inrichting de mogelijkheid heeft om de taak visueel toezicht op de urineafname te laten verrichten door andere personeelsleden, onder wie zich meer personen van hetzelfde geslacht als dat van de verpleegden bevinden dan het geval is bij de medische
dienst. De beroepscommissie zal het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt met wijziging van de gronden de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. M. Smit en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 3 juli 2006

secretaris voorzitter

Naar boven