Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2169/TA en 10/2187/TA, 8 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:08-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 10/2169/TA en 10/2187/TA

betreft: [klager] datum: 8 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften ingediend door respectievelijk mr. drs. ing. T.P.
Klaasen, namens

[...], verder te noemen klager,

en van het hoofd van het forensisch psychiatrisch centrum De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 30 juni 2010 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 oktober 2010, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. drs. ing. T.P. Klaasen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], jurist.

Omdat het lid mr. dr. E.J. Hofstee verhinderd was om ter zitting te verschijnen, zal hij op grond van de stukken de zaak medebeoordelen.
Klager, zijn raadsman en de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting hebben verklaard hiermee akkoord te gaan.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in:
a: klagers urinecontrole is afgenomen door vrouwelijk personeel;
b: de oplegging van afdelingsarrest in verband met de weigering urinecontrole en
c: de mededeling verlenging afdelingsarrest is niet aan klager uitgereikt.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder c gegrond en het beklag vermeld onder a en b ongegrond verklaard en klager ten aanzien van c een tegemoetkoming toegekend van € 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft veel te laat, negen maanden na het indienen van het beklag, uitspraak gedaan.
Met betrekking tot a:
De inrichting heeft een inspanningsverplichting om de urinecontrole door een mannelijk personeelslid te laten afnemen. Bij klagers urinecontrole keek een vrouwelijk personeelslid toe. Klager heeft daar grote moeite mee en heeft geprotesteerd. Hij heeft
netjes gevraagd of zij zich wilde omdraaien, maar dit is geweigerd. Gezegd werd dat zij erop moest toezien dat klager in het potje plaste. Daarna zijn bij klagers visitatie wel twee mannelijke collega’s opgetrommeld. Toen kon het ineens wel.
De regel dat de urinecontrole moet worden afgenomen door iemand van de medische dienst is niet juist.
Met betrekking tot b en c:
Door de inrichting is gesteld dat klager geen afdelingsarrest is opgelegd, maar dit is niet juist. Klager werd om tien over acht al ingesloten, had een uur begeleid bezoek en mocht niet deelnemen aan de snackavond. Dit alles hoort bij afdelingsarrest.
Volgens de schriftelijke mededeling is klager wel afdelingsarrest opgelegd.
Dat niet de juiste mededeling aan klager zou zijn gedaan, kan niet aan klager worden tegengeworpen. Dit is een fout van de inrichting.
Verwezen wordt naar de uitspraak 06/299/TA van 3 juli 2006.
De ten aanzien van c aan klager toegekende tegemoetkoming is een inacceptabele fooi.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot a:
Ten tijde van het beklag werd de urinecontrole overwegend afgenomen door vrouwelijk personeel van de medische dienst. Dit had te maken met het feit dat er op de medische dienst met name vrouwelijke medewerkers werkzaam zijn. Bij verpleegden die
zwaarwegende bezwaren hiertegen kenbaar hadden gemaakt, werd een urinecontrole afgenomen op dagen dat er een mannelijk personeelslid aanwezig was op de medische dienst. Dit is ook gebeurd in het geval van klager, die eveneens had aangegeven te willen
urineren onder toezicht van een mannelijke medewerker. Zijn bezwaren tegen vrouwelijk toezicht waren overigens niet religieus van aard.
De vrouwelijke medewerker had geen zicht op de urinecontrole. De urinecontrole vindt plaats conform het protocol van de inrichting. Er is een schaamschot geplaatst. De vrouwelijk medewerker ziet via een spiegel niet daadwerkelijk het urineren. Ze ziet
wel de contouren en oefent toezicht uit op de mannelijke medewerker.
Indien de levensovertuiging of de religie het voorschrijft, voldoet de inrichting aan haar inspanningsverplichting.
Pas als een verpleegde verzoekt om een mannelijk personeelslid wordt gereageerd. Van geval tot geval wordt dit bekeken.
Voorgeschreven is dat er iemand van de medische dienst bij is.
Klager is niet alsnog vier uur gegeven om in een aparte ruimte te urineren, omdat hij geweigerd heeft. Het was ook niet mogelijk om twee mannelijke personeelsleden neer te zetten bij de urinecontrole. Alleen als iemand niet in staat is om te urineren,
wordt de markermethode toegepast.
Met betrekking tot b en c:
Er is nooit sprake geweest van afdelingsarrest. Ten onrechte is klager schriftelijk meegedeeld dat hem afdelingsarrest is opgelegd. Klager zat op de motivatieafdeling Thebe. Zijn dagregime was enigszins aangepast. Zijn reguliere vrijheden zijn niet
beperkt. Hij had moeten begrijpen dat hem geen afdelingsarrest is opgelegd. Er is derhalve geen beklag mogelijk en geen beroep.

3. De beoordeling
Ten aanzien van klagers beroep:
In artikel 68, eerste lid, Bvt wordt vermeld dat de beklagcommissie binnen een termijn van vier weken uitspraak doet, welke termijn in bijzondere omstandigheden met ten hoogste vier weken kan worden verlengd.
Klager heeft op 27 september 2009 beklag ingediend. Een tussenbeslissing is genomen op 21 januari 2010. Het beklag is ter zitting van 7 mei 2010 door de beklagcommissie behandeld en op 30 juni 2010 is uitspraak gedaan. De uitspraak is toegezonden op 19
juli 2010.

De beroepscommissie overweegt dat de wetgever weliswaar geen rechtsgevolgen aan overschrijding van de in artikel 68 Bvt vermelde termijn heeft verbonden, maar acht het van belang en zeer wenselijk dat zo mogelijk eerder dan hiervoor vermeld wordt
beslist op een beklag en dat alle bij de procedure betrokkenen zich daartoe inspannen.

Ten aanzien van onderdeel a:
Uit artikel 24, tweede lid, Bvt juncto artikel 23, derde lid, Bvt en de Nota van Toelichting op artikel 3, derde lid, van de Regeling urineonderzoek verpleegden volgt dat de afname van de urine geschiedt onder direct visueel toezicht van een
personeelslid van, voor zover mogelijk, hetzelfde geslacht als de verpleegde.

De inrichting heeft ervoor gekozen om urinecontroles in de aanwezigheid van een medewerker van de medische dienst te laten plaatsvinden. Het merendeel van deze medewerkers is van het vrouwelijk geslacht.
De beroepscommissie overweegt, zoals eerder in 10/609/TA d.d. 19 juli 2010, dat het inschakelen van medewerkers van de medische dienst niet is voorgeschreven door de regelgeving en dat er ook geen medische grond is aangevoerd om medewerkers van de
medische dienst hierbij in te schakelen.

Uit de toelichting namens het hoofd van de inrichting volgt dat de (vrouwelijke) medewerker van de medische dienst zich achter een schaamschot naast de verpleegde opstelt en via een spiegel toezicht houdt op de afname.
Naar het oordeel van de beroepscommissie ontslaat dit de inrichting niet van de algemene inspanningsverplichting als vermeld in artikel 24, tweede lid, Bvt juncto artikel 23, derde lid, Bvt om het urineonderzoek, voor zover mogelijk, door personen van
hetzelfde geslacht als de verpleegde te laten verrichten
Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de inrichting onvoldoende heeft voldaan aan de inspanningsverplichting als vermeld in artikel 24, tweede lid, Bvt juncto artikel 23, derde lid, Bvt. De beroepscommissie zal het beroep van
klager in zoverre gegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

Ten aanzien van onderdeel b en onderdeel c:
Voor wat betreft onderdeel c volgt uit de overwegingen van de beklagcommissie dat zij het beklag op formele gronden gegrond heeft verklaard. Materieel heeft de beklagcommissie niet expliciet beslist op het beklag. De beroepscommissie vat dit op als het
impliciet materieel ongegrond verklaren van het beklag en zij acht het beroep niet alleen gericht tegen de hoogte van de tegemoetkoming ten aanzien van c, maar ook tegen de impliciet materiële ongegrondverklaring van het beklag.

Uit de gegrondverklaring van onderdeel a van het beklag volgt dat het aan klager opgelegde afdelingsarrest - de beroepscommissie gaat, hoewel dit namens het hoofd van de inrichting ter zitting is betwist, gelet op de schriftelijke mededeling ervan uit
dat aan klager daadwerkelijk afdelingsarrest is opgelegd - en de verlenging daarvan wegens het weigeren om mee te werken aan de urinecontrole niet op goede gronden rusten.
Zij zal derhalve onderdeel b en onderdeel c van het beroep gegrond verklaren en het beklag vermeld onder b alsnog gegrond en het beklag vermeld onder c alsnog materieel gegrond verklaren.

Ten aanzien van de onderdelen a, b en c kent de beroepscommissie een tegemoetkoming toe van in totaal € 224,=.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat de (bij de stukken gevoegde) beleidsregels in Thebe 1 en 2, inhoudende dat het afdelingsarrest altijd wordt opgelegd voor de duur van veertien dagen, zich niet verdraagt met het bepaalde in artikel 33
Bvt.

Ten aanzien van het beroep van het hoofd van de inrichting:
Uit de gegrondverklaring van klagers beroep volgt dat het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond zal worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag ten aanzien van de onderdelen a en b alsnog gegrond en ten aanzien van c alsnog materieel gegrond. Zij kent klager
terzake een tegemoetkoming toe van in totaal € 224,=.

De beroepscommissie verklaart het beroep van het hoofd van de inrichting ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. dr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 8 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven