Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0957/GV, 22 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:22-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/0957/GV

betreft: [klager] datum: 22 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 april 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager meent dat hij op grond van het positieve advies van het OM op verlof kan. Aan klager is een
disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel opgelegd vanwege zijn gedrag. Het is echter niet zijn opzet geweest anderen te kwetsen. Hij uit zich misschien niet zo goed. Het verlof is voor klager belangrijk omdat hij dan zijn kind van
twee jaar, die dan in Nederland is voor vakantie, kan zien. Aan klager is eerder verlof toegekend waarna hij altijd is teruggekeerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Eén van de factoren die meespelen in de afweging tot het al dan niet verlenen van verlof is het functioneren van de gedetineerde binnen de inrichting. In het geval van klager is sprake
geweest van verbale agressie jegens personeelsleden en het doen van uitspraken naar een personeelslid die zeer racistisch waren en als ernstig beledigend werden ervaren. Klager mag zeggen wat hij wil, maar dat dient hij op een fatsoenlijke manier te
doen. Wanneer klager dat lukt acht de Minister de kans dat een volgende aanvraag voor algemeen verlof wel wordt gehonoreerd, vrij groot.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de BGG Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de
verlofaanvraag. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Den Bosch heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 24 maanden, wegens diefstal met geweld, doodslag en afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 23 augustus 2006. Aansluitend dient hij eventueel 47 dagen vervangende hechtenis en 7
dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

Uit het advies van de inrichting komt naar voren dat klager zich binnen de inrichting verbaal agressief heeft gedragen en zich naar het personeel op een beledigende en racistische wijze heeft uitgelaten, hetgeen door klager niet wordt bestreden. Aan
klager is hiervoor een disciplinaire straf opgelegd. De beroepscommissie vindt in het vorenstaande alleen, hoe kwalijk ook, net niet voldoende grond om klagers aanvraag voor verlofverlening te weigeren. Immers, hieruit volgt niet dat moet worden
gevreesd voor gevaar of risico zoals genoemd in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De beslissing van de Minister dient derhalve als onredelijk of onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De
Minister zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een
tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken (na ontvangst).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 22 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven