Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0849/GV, 17 mei 2006, beroep
Uitspraakdatum:17-05-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/849/GV

betreft: [klager] datum: 17 mei 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 maart 2006 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Klager is geen gevaar voor zijn kinderen. Klagers ex-vrouw en kinderen zijn het daarmee eens. Zij
hebben
tegenover de politie schriftelijk verklaard klager niet als een gevaarlijk persoon te zien. De situatie van klagers oudste zoon is dermate slecht dat hij in een justitiële inrichting is geplaatst. Er is dus geen enkele reden aan te nemen dat klager een
bedreiging voor hem zou kunnen vormen. Klager wil graag een nieuwe start maken. Ondanks een echtscheiding leven klager en zijn ex-vrouw op goede voet met elkaar. Omdat zij vinden dat kinderen het best in een compleet gezin kunnen worden opgevoed,
hebben
zij besloten weer te gaan trouwen. Op 18 april 2006 doet de rechter uitspraak omtrent een omgangsregeling van klager met zijn twee jongste kinderen. Klager wil zich volledig richten op zijn gezin. Klager heeft zeer regelmatig bezoek gehad van zijn
ex-vrouw. Dit wijst op een onderlinge vertrouwensbasis.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De Minister heeft geen vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Het Openbaar Ministerie en het Bureau Jeugdzorg maken bezwaar tegen verlofverlening. Klager mag geen contact
hebben
met de kinderen, zonder toestemming van het Bureau Jeugdzorg. Daarnaast is bij het bezoek van de kinderen aan de inrichting iemand van het Bureau Jeugdzorg aanwezig. Op 18 april 2006 is een uitspraak van de rechtbank te verwachten over een mogelijke
omgangsregeling. Deze uitspraak is van belang voor het toekennen van vrijheden. Van meerdere zijden wordt zorg uitgesproken met betrekking tot de situatie rond de kinderen. Het oordeel van het Bureau Jeugdzorg is van wezenlijk belang voor het wel of
niet toekennen van verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Groningen heeft aangegeven dat, gelet op het uitgebrachte advies om klager tot ongewenst vreemdeling te verklaren, het gevaar voor vlucht bij verlof meer dan reëel aanwezig is.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens verkrachting, bedreiging en zware mishandeling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 16 april 2007.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit de stukken is gebleken dat klager is veroordeeld voor zeden- en geweldsdelicten gepleegd jegens leden van zijn gezin. De kinderen van klager zijn ondertoezicht gesteld van het Bureau Jeugdzorg. Verder is gebleken dat een bezoek van de kinderen aan
klager in de inrichting mogelijk is na toestemming van de jeugdbeschermers van het Bureau Jeugdzorg en in aanwezigheid van een medewerker van het Bureau Jeugdzorg. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse
contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. De Minister heeft in zijn verweerschrift van 4 april 2006 medegedeeld dat op 18 april 2006 de rechtbank te Groningen uitspraak zou doen op
het verzoek van klager om een omgangsregeling met zijn kinderen en dat deze uitspraak van belang is voor de beoordeling van verzoeken om vrijheden. Nu uit telefonische informatie is gebleken dat eerst op 15 juni 2006 een uitspraak is te verwachten, kan
deze uitspraak niet worden betrokken bij de beoordeling van onderhavig beroep.

De beroepscommissie acht de beslissing van de Minister, gelet op het vorenstaande bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de
inrichting
(van 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), niet onredelijk of onbillijk.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 17 mei 2006

secretaris voorzitter

Naar boven