Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/2785/GB, 10 april 2006, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 05/2785/GB

Betreft: [klager] datum: 10 april 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.O. Roosjen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2005 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager is, bijgestaan door zijn raadsman, op 27 maart 2006 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de Gevangenis De Marwei te Leeuwarden ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 28 juni 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) Veenhuizen. Op 21 oktober 2005 is hij overgeplaatst naar het huis van bewaring Veenhuizen, van waaruit hij op 21 november 2005 is overgeplaatst
naar de Gevangenis De Marwei, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 3 februari 2006, met nummer K. 4925/05/NB, van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Veenhuizen, is klagers beklag betreffende de oplegging van een ordemaatregel van plaatsing in afzondering, in
afwachting
van overplaatsing, gegrond verklaard. De directeur is niet in beroep gekomen waardoor deze uitspraak onherroepelijk is geworden.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep tegen de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris als volgt toegelicht.
Klager ontkent zijn ex-vriendin te hebben bedreigd. Hij heeft enkel telefonisch contact met haar gehad om aan te geven dat hij graag contact wilde hebben met zijn dochter. Klagers ex-vriendin wilde haar toestemming daarvoor niet geven. Klagers
ex-vriendin is overigens nogal wisselend in haar uitlatingen in de richting van klager. Men zou kunnen spreken van een haat-liefdeverhouding van haar kant. Het ene moment belooft zij hem haar de eeuwige liefde en vervolgens wenst zij hem de dood toe.
Klager is overigens van de bedreigingen van haar niet echt onder de indruk. Wel is hij van mening dat die houding van zijn vriendin bij de beoordeling van zijn overplaatsing mee had moeten wegen. De beklagcommissie heeft overigens het beklag tegen de
beslissing om klager in afzondering te plaatsen – naar aanleiding van de aangifte van zijn ex-vriendin – gegrond verklaard. Namens klager wordt een aantal schriftelijke stukken, te weten een tweetal brieven van zijn ex-vriendin en een melding van de
politie dat de aangifte tegen klager is geseponeerd, overgelegd. Klager heeft zijn ex-vriendin nooit bedreigd. Overigens wil klager, indien hij alsnog in een inrichting met meer vrijheden zou worden geplaatst, zijn ex-vriendin niet meer bezoeken. Hij
wil haar dan verder met rust laten. Voor klager is de relatie al langer beëindigd. Klagers ex-vriendin zorgt juist door haar jaloezie voor alle problemen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op 18 oktober 2005 werd vanuit de b.b.i. Veenhuizen een proces-verbaal van de politie Fryslan ontvangen. Het betrof een aangifte van de ex-vriendin van klager. Naar aanleiding van deze aangifte is besloten om klager vanuit de b.b.i. Veenhuizen over te
plaatsen naar een inrichting met een standaard beveiligingsniveau. Op 21 oktober 2005 is klager geselecteerd voor plaatsing in de Gevangenis De Marwei. Uit de informatie van de politie Fryslan bleek dat klager zijn ex-vriendin in ernstige mate heeft
bedreigd. Om die reden is een verder verblijf in een inrichting met regimaire vrijheden niet gewenst. Daarnaast adviseerde de Advocaat-Generaal negatief met betrekking tot klagers verblijf in een inrichting met regimaire vrijheden. Op 3 november 2005
is
het bezwaar van klager ongegrond verklaard. Klager betwist met name het waarheidsgehalte van de aangifte. Uit de inhoud van het proces-verbaal blijkt evenwel duidelijk dat klager zijn ex-vriendin ernstig bedreigd heeft. Gelet daarop en gelet op het
advies van de Advocaat-Generaal is besloten klager te herselecteren voor een gesloten inrichting.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis De Marwei is een gevangenis voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet achteraf oordelend en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking
genomen
dat de officier van justitie in het arrondissement Leeuwarden op 7 maart 2006 heeft besloten om klager terzake van de door zijn ex-vriendin gedane aangifte niet verder te vervolgen wegens – kortweg – gebrek aan bewijs en dat de inhoud van de door
klager
overgelegde brieven, afkomstig van zijn ex-vriendin en gericht aan klager, op zijn minst genomen ernstige twijfel oproept omtrent het waarheidsgehalte van de door die ex-vriendin gedane aangifte. Dat maakt dat er – nog steeds achteraf oordelend – thans
geen grond meer bestaat om klager niet te plaatsen in een b.b.i. De omstandigheid dat de Advocaat-Generaal negatief heeft geadviseerd met betrekking tot een dergelijk verblijf doet daaraan, nu klager reeds eerder was geselecteerd voor plaatsing in een
b.b.i., niet af.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.

De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing, na de selectiefunctionaris te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 10 april 2006

secretaris voorzitter

Naar boven