Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0169/STB, 27 januari 2006, schorsing
Uitspraakdatum:27-01-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/169/STB

betreft: [klager] datum: 27 januari 2006

De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.Th.M. Zumpolle, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 69, vierde lid, in verbinding met artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de Minister van Justitie
(Minister), inhoudende plaatsing van verzoeker in de longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen (hierna: de Pompekliniek).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het beroepschrift van 23 januari 2006 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de Minister van 25 januari 2006. Op 26 januari 2006 ontving het secretariaat van de Raad van de raadsman van klager nog een
nadere toelichting op het verzoek.

1. De standpunten
Namens verzoeker is aangevoerd dat de Minister ten onrechte er vanuit gaat dat er sprake is van voortdurende delictgevaarlijkheid en dat voortzetting van de behandeling niet langer zinvol is. Verzoeker heeft immers in beide behandelklinieken aan alle
behandelprogramma’s meegewerkt en heeft nimmer geweigerd zich aan behandeling te onderwerpen. Dat nog steeds sprake is van delictgevaarlijkheid is niet gebaseerd op geobjectiveerde feiten en omstandigheden. Verzoeker stelt dat thans geen sprake meer is
van een stoornis op grond waarvan nog enig delictgevaar te duchten valt. De grond voor verlenging van de tbs-maatregel is komen te ontvallen.
De tbs-maatregel is door de rechtbank in april 2005 met twee jaar verlengd. Tegen die beslissing is hoger beroep aangetekend waarop nog niet onherroepelijk is beslist. Op 6 februari 2006 zal de zaak opnieuw door het hof Arnhem worden behandeld. Niet is
uitgesloten dat het hof tot beëindiging van de tbs-maatregel zal besluiten, danwel tot verdere aanhouding van de zaak voor onderzoek naar de stoornis en gevaarlijkheid van verzoeker in het PBC. Verzoeker heeft vernomen dat hij op 6 februari 2006 zal
worden overgeplaatst naar de longstay-afdeling.

Namens de Minister is aangegeven dat verzoeker vanaf 16 maart 2000 tot 31 juli 2003 is behandeld in de Flevo Future. In het herselectieverzoek van Flevo Future van 12 maart 2003 werd gerapporteerd dat de pedoseksuele geaardheid in combinatie met de
narcistische persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken onverminderd aanwezig is, waardoor de kans op recidive als onverminderd groot mag worden beschouwd. Diverse vormen van therapie zoals sociotherapie, delictscenarioprocedure en
psychotherapie hebben niet of nauwelijks geleid tot enig resultaat waardoor de delictgevaarlijkheid zou zijn afgenomen.
Verzoeker werd op 31 juli 2003 overgeplaatst naar De Kijvelanden.

Op 17 oktober 2005 ontving de Minister het verzoek van De Kijvelanden tot plaatsing van verzoeker op een longstay-afdeling. In dit verzoek kwam naar voren dat de kans op toekomstig seksueel gewelddadig gedrag hoog ingeschat moet worden. Dit wordt onder
andere afgeleid uit het flinke aantal delicten dat verzoeker heeft gepleegd en de verschillende typen delicten die verzoeker heeft gepleegd. Zo richt hij zijn seksuele voorkeur op beide seksen van zeer jonge kinderen, tot wat oudere kinderen. De
behandeling met libidoremmende medicatie is wel besproken met verzoeker maar niet ingezet omdat, naar de mening van de behandelstaf, de problematiek dermate ernstig is dat toediening van libidoremmende medicatie onvoldoende effect zal genereren.
Dergelijke medicatie wordt vanwege het ingrijpende karakter van de interventie alleen voorgeschreven als het perspectief op verlof reëel wordt geacht. Verzoeker heeft tot nu toe nauwelijks geprofiteerd van de aangeboden behandeling. Er is geen
overeenstemming over risicofactoren. Hierdoor acht de staf van de inrichting de kans groot dat verzoeker opnieuw in aanraking zal komen met minderjarigen. Ondanks zijn voornemen dergelijke delicten niet meer te plegen, zal hij niet in staat zijn de
seksuele lusten en impulsen onder controle te hebben. Het verleden heeft immers meerdere malen bewezen dat verzoeker niet in staat is zijn pedofilie een halt toe te roepen, ondanks behandeling en goede voornemens. Tijdens een controle van
audioapparatuur en verzoekers pc, zijn duizenden fotobestanden gevonden met afbeeldingen van (naakte) kinderen en geslachtsdelen. Verzoeker heeft een beperkt inlevingsvermogen en is nauwelijks in staat te voelen wat de slachtoffers voelen tijdens de
delicten. Hij bagatelliseert en rationaliseert zijn problematiek met regelmaat op theatrale wijze.

Op 25 november 2005 heeft de LAP geadviseerd omtrent de plaatsing op een longstay-afdeling. De LAP constateerde dat de op verandering gerichte behandelingsactiviteiten, waaronder het totstandkomen van delictscenario en vaardigheidstrainingen niet zijn
aangeslagen wegens onoverkomelijk gebleken weerstanden, gelieerd aan ernstige defecten in de gepsychopathiseerde persoonlijkheidsstructuur. Tevens blijkt dat het nooit tot pogingen is gekomen om betrokkene te resocialiseren. Met betrekking tot de
behandelingsprognose constateert de LAP dat de sterke pedofiele geaardheid van betrokkene in combinatie met een gebrek aan werkelijke lijdensdruk, introspectieve vermogens en ziekte inzicht, werkelijke veranderingen ten aanzien van beleving, coping en
(delict)gedrag verhinderen, waardoor delictgevaarlijkheid onverminderd hoog blijft. Opgemerkt wordt dat uit de stukken een ambivalentie naar voren komt waar het betreft de instelling van betrokkene op libidoverlagende medicatie. De LAP betwijfelt sterk
dat indien wel voor een dergelijke interventie zou zijn gekozen dit de prognose van de behandeling en delictgevaarlijkheid daadwerkelijk zou hebben beïnvloed. De LAP concludeert in haar advies dat de op verandering gerichte behandelingsprognose
ongunstig is en dat de eindverantwoordelijke behandelaar naar geldend psychiatrisch inzicht in alle redelijkheid tot de vaststelling heeft kunnen komen dat een voortzetting van op verandering gerichte behandeling thans niet langer zinvol is en dat moet
worden overgegaan tot op stabiliteit en op kwaliteit van leven gerichte zorg in het kader van de tbs met dwangverpleging.

Op 5 januri 2006 is verzoeker gehoord omtrent het voornemen hem te plaatsen in een longstayvoorziening. Verzoeker gaf aan het hiermee niet eens te zijn en in beroep te zullen gaan. Omdat geen zwaarwegende argumenten zijn aangevoerd is op 10 januari
2006
besloten tot plaatsing.

Verzoekers tbs-maatregel is op 25 april 2005 door de rechtbank met twee jaar verlengd. Aangezien een contraire beëindiging zeer onwaarschijnlijk is, is er geen reden bij de plaatsingsbeslissing rekening te houden met het feit dat de
verlengingsbeslissing nog niet onherroepelijk is. De kliniek draagt de verantwoordelijkheid voor de behandeling en voor de daarbinnen te nemen beslissingen zoals een longstay-indicatie. Er zijn geen redenen om tot schorsing over te gaan. De beslissing
is niet in strijd met een wettelijk voorschrift noch onredelijk of onbillijk.

2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van de Minister slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde is daarom
slechts de vraag of de beslissing waartegen beroep is ingesteld zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de in beroep bestreden beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Naar
het voorlopig oordeel van de voorzitter vereist de zorgvuldigheid bij een zo ingrijpende beslissing als de plaatsing op een longstayvoorziening dat de beslissing van het Hof Arnhem dient te worden afgewacht alvorens wordt overgegaan tot de
daadwerkelijke tenuitvoerlegging van die beslissing.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de Minister om verzoeker te plaatsen in de longstayvoorziening van de Pompekliniek.

Aldus gedaan door mr. J.M. van der Vaart, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 januari 2006

secretaris voorzitter

Naar boven