Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 06/0170/TB, 8 augustus 2006, beroep
Uitspraakdatum:08-08-2006

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 06/170/TB

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2006

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.Th.M. Zumpolle, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 januari 2006 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juni 2006, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.Th.M. Zumpolle, en, namens de Minister, [A], medewerker van de afdeling Juridische Zaken
bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van het ministerie van Justitie, en [B], hoofd behandeling bij Tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal (hierna De Kijvelanden). Als toehoorder is aanwezig [C], werkzaam bij DJI.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting te Nijmegen (hierna Pompestichting).

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 jaar en 4 maanden met aftrek van voorarrest en terbeschikkingstelling (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klagers tbs is op 20 april 1999
aangevangen. Op 16 maart 2000 is klager geplaatst in de Dr. F.S. Meijers Kliniek (thans Flevo Future) te Utrecht. Klager is op 31 juli 2003 overgeplaatst naar De Kijvelanden. Deze inrichting heeft klager op 14 oktober 2005 aangemeld voor plaatsing op
een longstayafdeling. Bij advies van 25 november 2005 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. Klager is op 5 januari
2006
gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Pompestichting. Vervolgens heeft de Minister op 10 januari 2006 beslist klager in die voorziening te plaatsen. Bij uitspraak 06/169/STB van 27 januari 2006 heeft de voorzitter van
de beroepscommissie een door klager ingediend schorsingsverzoek toegewezen in afwachting van de uitspraak van het Hof Arnhem in de procedure tot verlenging van klagers tbs. Genoemd Hof heeft bij uitspraak van 20 februari 2006 klagers tbs met 2 jaar
verlengd. Vervolgens is klager op 8 maart 2006 geplaatst in De Corridor te Zeeland, een longstayvoorziening van de Pompestichting.

3. De standpunten
Door en namens klager is het volgende aangevoerd.
De Minister heeft, ondanks sommatie door klagers raadsman op 7 maart 2006, in strijd met de wet klager op 8 maart 2006 overgeplaatst naar De Corridor. Bij uitspraak van de voorzitter van de beroepscommissie van 27 januari 2006 is immers de
tenuitvoerlegging van de overplaatsingsbeslissing geheel geschorst totdat op het beroep is beslist. Reeds op die grond dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Verder gaat de Minister er in de bestreden beslissing ten onrechte vanuit dat er sprake is van voortdurende delictgevaarlijkheid en dat voortzetting van behandeling niet langer zinvol is. Hetgeen de Minister in het verweerschrift heeft aangevoerd,
dient
te worden bezien in het licht van de omstandigheid dat degene die namens de Minister dit verweerschrift ondertekende, lange tijd behandelaar van klager is geweest en ook thans als behandelaar aan De Kijvelanden is verbonden.
Het LAP-advies is niet zorgvuldig tot stand gekomen, nu de LAP heeft geadviseerd op de dag van ontvangst van de stukken. Verder wordt in de stukken uitgegaan van onjuiste feiten, die telkens worden herhaald. Zo zou klager in 1995 voor het laatst zijn
veroordeeld, maar is hij na 1990 niet meer veroordeeld. Voorts wordt er ten onrechte van uitgegaan dat klager is veroordeeld en ter beschikking gesteld vanwege het hebben van vleselijke gemeenschap met een meisje jonger dan 12 jaar en is hem derhalve
ten onrechte verweten zich in de behandeling niet te houden aan de delicten waarvoor hij is veroordeeld. Ondanks de omstandigheid dat klager geen geweldsdelicten heeft begaan, wordt in de stukken gesproken over verkrachting. De vaststelling dat klager
beschikt over contacten in het buitenland die deel uitmaken van een pedofiel netwerk is nergens op gebaseerd. De gebruikte risicotaxatie-instrumenten zijn bedoeld om toekomstig seksueel gewelddadig gedrag in te schatten, maar klager heeft nooit geweld
tegen zijn slachtoffers gebruikt. Klager heeft alle behandelprogramma’s gevolgd en afgerond en heeft naar zijn mening wel vorderingen in zijn behandeling gemaakt. Onduidelijk is waarop de stellingen zijn gebaseerd dat klager vanwege zijn narcistische
persoonlijkheidsstoornis geen belangrijke vorderingen zou hebben gemaakt, er sprake zou zijn van een façade en die stoornis niet meer zo goed te behandelen zou zijn. Voorts is onduidelijk welke behandelresultaten men voor ogen had. Er is sprake van een
onmenselijke behandeling. Volgens de door psychiater [D] in het kader van de verlengingsprocedure uitgebrachte contra-expertise is klagers narcistische stoornis duidelijk verbleekt. De LAP heeft daarvan geen kennis genomen. Het gaat niet aan een
dergelijke contra-expertise weg te schrijven als niet objectief. Hetzelfde zou dan gezegd kunnen worden over de in 2005 op verzoek van justitie uitgebrachte zesjaarsverlengingsrapportage. Psychiater [D] heeft deugdelijk onderzoek verricht en een
wetenschappelijk rapport uitgebracht. De genoemde zesjaarsverlengingsrapportages zijn een puur overschrijfsel van wat in eerdere adviezen en rapportages is opgenomen.
Pedofilie is een geaardheid en derhalve niet te behandelen. Klager ontkent, onder verwijzing naar het terugvalpreventieplan, ten stelligste dat er geen overeenstemming zou zijn over de risicofactoren. Onder verwijzing naar bij controle van klagers pc
aangetroffen fotobestanden met afbeeldingen van naakte kinderen en geslachtsdelen, wordt gesteld dat klager zijn pedofilie geen halt kan en wil toeroepen. Daargelaten dat het gaat om een geaardheid, is ook hier sprake van een onjuiste voorstelling van
zaken nu fragmenten van een programma van Discovery zijn aangetroffen, die klager vrijelijk in een andere tbs-inrichting heeft mogen opnemen, waarvan een aantal fragmenten ziet op kinderen. Hetzelfde geldt voor aangetroffen ansichtkaarten. De
betreffende bestanden had klager eerder zelf van zijn pc verwijderd, maar heeft hij teruggekregen toen hij bij een poging tot het terugvinden van een per ongeluk gewist bestand met correspondentie alle oude bestanden had teruggekregen. Hij had nog niet
de gelegenheid gehad alles te controleren. Het gaat te ver om op grond daarvan te zeggen dat klager fantaseert over pedoseksuele delicten. Verder houdt het op als De Kijvelanden foto’s van kinderen in krantenartikelen en gidsen van Neckermann als
pornografie beschouwt. Klagers beklag terzake is door de beklagcommissie ongegrond verklaard omdat pornografisch materiaal in de inrichting is verboden.
Het is verder een grove nalatigheid dat in de adviezen en rapportages niet is benoemd, en in de risicotaxaties niet is meegewogen, dat klager sinds 1991 geen hands-on contacten heeft gehad en dat hij ook tijdens onbegeleide verloven heeft bewezen geen
pedoseksuele delicten meer te plegen en niet vluchtgevaarlijk te zijn. Verder is eerst medio 2005 door een psychiater van De Kijvelanden twee keer met klager gesproken over het gebruik van libidoremmende medicatie. Klager heeft daarover willen
nadenken,
omdat werd gezegd dat de medicatie niet was gericht op resocialisatie, maar enkel op het beperken van zijn fantasie. Een derde gesprek heeft nooit plaatsgevonden. Het is pertinent onjuist dat klager medicatiegebruik zou hebben geweigerd. In de
zesjaarsverlengingsrapportages van 2005 is aangegeven dat behandeling met libidoremmende medicatie en het starten van een resocialisatietraject nog tot de mogelijkheden behoren. Dit zou, zeker gezien de omstandigheid dat volgens de contra-expertise van
psychiater [D] geen sprake is van recidivegevaar, eerst nog uitgeprobeerd moeten worden voordat besloten wordt klager levenslang in een longstayvoorziening te plaatsen. Derhalve wordt niet voldaan aan de in het Beleidskader Longstay van augustus 2005
neergelegde voorwaarde dat pas tot een longstayplaatsing kan worden overgegaan als alle behandelingsmogelijkheden zijn ondergaan. Volgens professor de Ruiter wijzen Amerikaanse onderzoeken uit dat libidoremmende medicatie het recidivegevaar bij
seksuele
delinquenten aanzienlijk vermindert. Dan gaat het niet aan dat De Kijvelanden zegt geen medicatiegebruik te hebben voorgeschreven vanwege klagers stoornis. Klager wil alleen medicatie gebruiken als hem een perspectief wordt geboden buiten een
longstayvoorziening. In De Corridor is met klager nog niet over medicatiegebruik gesproken.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het beroep zal ongegrond zijn. De Minister heeft in alle redelijkheid kunnen besluiten klager te plaatsen in een longstayvoorziening. De procedure op grond waarvan de beslissing is genomen, is zorgvuldig verlopen. Met inachtneming van de eisen van
artikel 11 Bvt is naar huidige inzichten ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing in een longstayvoorziening bepaald dat elke aanvraag voor een longstayindicatie van het hoofd van de inrichting moet voldoen aan het
uitgangspunt
dat het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is. De Minister laat zich, alvorens een besluit tot plaatsing in een longstayvoorziening
te nemen, adviseren middels een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de LAP. De LAP bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, dat onderzoekt of het hoofd van de inrichting, gelet op diens verantwoording in de
aanmelding van de longstaykandidaat, in alle redelijkheid en met inachtneming van eisen die in professionele zin aan de indicatiestelling gesteld moeten worden, tot de longstayindicatie heeft kunnen komen. De langdurige en intensieve klinische
observaties die de basis vormen voor de indicatiestelling door de opeenvolgende behandelaars geven een breder beeld van het werkelijke behandelverloop dan een incidentele klinische observatie zou kunnen doen. Ingeval de LAP in de stukken over het
behandelverloop aanleiding ziet tot nadere kennismaking met de longstaykandidaat, kan zij ertoe overgaan deze te bezoeken.
De vraag in hoeverre er behandelmogelijkheden zijn en klager bij voortduring delictgevaarlijk is, wordt beantwoord in de overgelegde verlengingsadviezen, de zesjaarsverlengingsrapportages uit 2005, de longstayaanmelding door De Kijvelanden en het
LAP-advies. Het is niet aan de Minister om de deskundigheid van de LAP te beoordelen. Het enkele feit dat klager behandeling gevolgd heeft, houdt niet automatisch in dat er ook voldoende behandelresultaten zijn. Uit de stukken blijkt duidelijk dat
klagers opstelling te wensen overlaat. In de zesjaarsverlengingsrapportage van 26 januari 2005 wordt gesproken van het zich niet willen inzetten voor behandeling. De contra-expertise van psychiater [D] kan, nu deze psychiater partijdeskundige is, niet
zonder meer als objectief gezien worden. Er is geen sprake van een onmenselijke behandeling. Klager is behandeling aangeboden en het is aan hem daarvan gebruik te maken. Het niet plegen van delicten tijdens verloven dient te worden genuanceerd waar
duizenden foto’s van naakte kinderen en uitvergrote geslachtsdelen in klagers pc zijn aangetroffen. Uit het dossier blijkt duidelijk dat met klager is gesproken over medicatiegebruik en dat klager dat heeft geweigerd. Bij het Hof Arnhem heeft klager
verklaard dat hij niet zozeer weigert, maar twijfelt over medicatiegebruik. Het netto resultaat blijft dat klager geen medicatie gebruikt en dat is waar het om gaat. Telefonische navraag bij klagers behandelcoördinator in De Corridor leert dat klager
nog steeds medicatiegebruik weigert. Als klager medicatie gaat gebruiken, zou begeleid verlof binnen het longstaykader mogelijk kunnen zijn. Als dat goed zou verlopen, zou uitplaatsing uit de longstayvoorziening tot de mogelijkheden kunnen behoren.
Het verweerschrift van de Minister is bij afwezigheid namens [E] ondertekend en haar naam staat onder de bestreden beslissing, maar de voordracht voor de longstayplaatsing is ondertekend door [B].
De overplaatsing van klager op 8 maart 2006 is in overeenstemming met de schorsingsuitspraak van 27 januari 2006, nu het schorsingsverzoek is toegewezen in afwachting van de beslissing van het Hof Arnhem inzake verlenging van klagers tbs en genoemd Hof
op 20 februari 2006 klagers tbs heeft verlengd.

In aanvulling daarop heeft [B] ter zitting inhoudelijk nog de volgende toelichting gegeven.
Haar voorgangster heeft medicatiegebruik met klager besproken. Klager heeft destijds geweigerd omdat met medicatiegebruik niet onmiddellijk zicht kwam op verlof. In die tijd was er bij klager sprake van afweer en strijd. Nadat [B] klagers behandelaar
was geworden, werd klager een heel meegaande man die erg zijn best deed en alle mogelijkheden weer besprak, hetgeen ook door de staf is gerapporteerd. Nadat in een behandelplanbespreking een longstayindicatie aan de orde was gekomen, is opnieuw naar
medicatiegebruik gekeken. De psychiater heeft toen besloten niet tot medicatie over te gaan, omdat hij gezien klagers eerdere weigering, klagers ernstige persoonlijkheidsstoornis en klagers schijnaanpassing, daarvan het nut niet inzag. Ogenschijnlijk
doet klager heel erg zijn best, maar hij houdt een dubbele agenda. Er bestond zodanige twijfel, dat is besloten niet met behandeling verder te gaan. In de visie van De Kijvelanden moet het effect van libidoremmende medicatie gericht zijn op een
verlofkader. Van belang daarbij is dat klager ook wil veranderen en ziet wat hij zijn slachtoffers aandoet, maar daarvan is bij klager niet gebleken. Op klagers kamer zijn catalogi met badkleding gevonden, alsmede vele foto’s van kleine kinderen in
mooie passe-partouts met bloemen. Wat betreft het op zijn pc aangetroffen beeldmateriaal heeft klager haar zelf verteld dat hij destijds in de Meijers Kliniek nog bezig was met kinderen, dat hij dat in De Kijvelanden achterwege wilde laten en dat de
Meijers Kliniek het materiaal van zijn pc had verwijderd. Klager is zeer bedreven in het onderhouden van een archief in een pc. In De Kijvelanden is niet gezegd dat het aangetroffen materiaal pornografie betrof. Het aangetroffen materiaal is niet
verboden, zolang het niet in het bezit is van iemand met pedofilie.
De gebruikte risicotaxatie-instrumenten zijn volgens gemaakte afspraken gangbaar in alle tbs-klinieken. Daarbij worden voor een deel historische items uitgebreid in kaart gebracht en bewerkt om iets over de toekomst te kunnen zeggen.
Of klager in een longstayvoorziening verlof kan worden verleend, hangt af van het inzicht van de behandelend psychiater en van eventueel voortschrijdend inzicht in behandelingsmogelijkheden.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Minister gevolgde longstaybeleid komt een tbs-gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien het behandeltraject niet heeft
geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose ongunstig is.

Gelet op de uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 14 oktober 2005 en het advies van de LAP van 25 november 2005 welke naar het
oordeel van de beroepscommissie zorgvuldig tot stand zijn gekomen, heeft de Minister er in redelijkheid van uit mogen gaan dat voortzetting van klagers verblijf op een behandelafdeling in De Kijvelanden niet langer aan het doel daarvan beantwoordde,
dat
klager aan alle criteria voor plaatsing in een longstayvoorziening voldoet en dat derhalve een longstayvoorziening vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt.
Bij deze afweging heeft de beroepscommissie mede betrokken het rapport van de psychiater [D] waaromtrent ter zitting de nodige opmerkingen zijn gemaakt.
Het gegeven oordeel omtrent de zorgvuldigheid wordt niet anders door het gegeven dat een behandelaar van klager thans namens de Minister een verweerschrift ondertekent noch door het gestelde omtrent het tot stand komen van het LAP-advies.
Hierbij is met name in aanmerking genomen dat blijkens alle in beroep voorhanden zijnde stukken, op de contra-expertise van psychiater [D] na, klagers kernproblematiek nauwelijks behandelbaar is gebleken en klager voor wat betreft pedoseksuele delicten
als voortdurend delictgevaarlijk wordt aangemerkt. Er bestaat, in het licht van de in genoemde contra-expertise afwijkende conclusies ten aanzien van diagnose en recidivegevaarlijkheid, naar het oordeel van de beroepscommissie geen aanleiding voor een
nader klinisch onderzoek van klager in bijvoorbeeld het Pieter Baan Centrum. De Minister heeft in redelijkheid meer waarde mogen hechten aan de conclusies in genoemde stukken dan aan de in de bedoelde contra-expertise gegeven conclusies, gezien de
onderbouwing daarvan. In geen van de stukken, op de genoemde contra-expertise van psychiater [D] na, noch in hetgeen ter zitting van de beroepscommissie naar voren is gebracht, wordt grond gevonden voor de aannemelijkheid van klagers stellingname dat
die stukken en de daarin opgenomen conclusies ten aanzien van klagers gevaarlijkheid wat betreft pedoseksuele delicten op zodanig onjuiste feiten zijn gebaseerd en dat hem zodanig onvoldoende behandeling is aangeboden, dat op basis van die stukken niet
tot een longstayplaatsing had mogen worden beslist.
Wat er zij van een weigering van klager om libidoremmende medicatie te gebruiken, duidelijk is dat er tussen klager en De Kijvelanden geen overeenstemming heeft bestaan over dit medicatiegebruik. Ook ter zitting heeft klager verklaard alleen medicatie
te willen gebruiken buiten de longstay, gerelateerd aan een vooruitzicht op resocialisatie. Ten overvloede wordt in dit verband overwogen dat het regime van een longstayafdeling op zich niet uitsluit dat medicatie wordt gegeven en dat aan de hand
daarvan overwogen wordt of verlof en op termijn eventuele overplaatsing naar een reguliere tbs-inrichting tot de mogelijkheden behoren.
De stelling dat klager op 8 maart 2006 gezien de schorsingsuitspraak 06/169/STB van 27 januari 2006 in strijd met de wet in een longstayvoorziening is geplaatst, kan niet worden gevolgd, nu uitsluitend is overwogen dat de tenuitvoerlegging van de
plaatsingsbeslissing dient te worden geschorst in afwachting van de beslissing van het Hof Arnhem. Die beslissing is op 20 februari 2006 gegeven.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. Y.A.J.M. van Kuijck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 8 augustus 2006

secretaris voorzitter

Naar boven