Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0515/TA, 29 juni 2005, beroep
Uitspraakdatum:29-06-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Schade  v

Uitspraak

nummer: 05/515/TA

betreft: [klager] datum: 29 juni 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 februari 2005 van de alleensprekende beklagrechter bij de tbs-kliniek Flevo Future, locatie Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 mei 2005, gehouden in de locatie Zwolle is gehoord klager.

Klagers raadsman mr. A.M.F. Fabisch en het hoofd van de inrichting hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Namens het hoofd van de inrichting is schriftelijk nader gereageerd op het beroep.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de te lage schadevergoeding in verband met de verdwijning van klagers ladekastje met inhoud.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager zou nog een taxatie laten opmaken. Hij wist in het begin niet goed welk bedrag hij moest opgeven ook omdat het taxatierapport in hetverdwenen ladekastje zat. In de brief van 19 september 2004 heeft klager de waarde van het ladekastje, dat hij nieuw had aangeschaft, opgegeven. Hij heeft vanaf het begin aangegeven dat hij de waarde van de verdwenen inhoud nietwist en dat die bepaald zou moeten worden door een antiquair. De sociotherapeut wist dat het familiewapen in het kastje zat. Het taxatierapport, dat met het ladekastje verdwenen is, ging uit van een waarde van circa € 15.000,= a €16.000,=. Hij heeft de waardevolle voorwerpen niet elders opgeslagen, omdat hij geen huis meer heeft en geen relatie en er ook niet aan gedacht heeft om deze voorwerpen elders op te slaan. Samen met zijn raadsman zal klager zich inverband met de schadevergoeding tot de burgerlijk rechter wenden.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep. Zijn klacht betreft geen beslissing als bedoeldin artikel 56 of artikel 57 van de Bvt. De beslissing om klager tegemoet te komen in de kosten voor de vermissing van andere goederen doet daar niets aan af. Subsidiair wordt verwezen naar het tegenover de beklagrechter ingenomenstandpunt en dient de klacht ongegrond te worden verklaard.

3. De beoordeling
Klagers beklag betreft de in zijn ogen te lage schadevergoeding, die hem is verstrekt in verband met het zoek raken van zijn ladekastje met inhoud. Een dergelijk beklag heeft betrekking op de beperking in de uitoefening van klagerseigendomrecht en is op grond van artikel 56, eerste lid, aanhef en onder e., van de Bvt beklagwaardig. De beroepscommissie zal de beslissing van de beklagrechter vernietigen en klager alsnog ontvangen in zijn beklag.

Voor het overige overweegt de beroepscommissie dat klager in een schrijven van 19 september 2004 opgave heeft gedaan van de door hem geleden schade voor een totaal bedrag van € 2.113,75, waaronder een ladekastje met inhoud terwaarde van € 435,=. Door klager is erkend dat de inrichting hem € 2.113,75 aan schadevergoeding heeft geboden. De beroepscommissie acht onvoldoende duidelijk geworden welke eigendommen van klager zich in het ladekastje bevonden,laat staan wat de waarde van deze eigendommen is geweest. Nu door klager zelf voor wat betreft het ladekastje met inhoud in eerste instantie een waarde van € 435,= is opgegeven en dit bedrag door de inrichting volledig is vergoed,is de beroepscommissie van oordeel dat zulks niet als onredelijk of onbillijk of als in strijd met de wet kan worden aangemerkt.

Voor wat betreft een nadere vordering tot schadevergoeding staat de rechtsgang bij de civiele rechter open.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. dr. E.J. Hofstee en prof. dr. F.A.M. Kortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 29 juni 2005

secretaris voorzitter

nummer: 05/515/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 12 mei 2005, gehouden in de locatie Zwolle.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. drs. F.A.M. Bakker
leden: mr. dr. E.J. Hofstee en prof. dr. F.A.M. Kortmann.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.

Gehoord is klager.

Klagers raadsman mr. A.M.F. Fabisch en het hoofd van de inrichting hebben schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Door klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager zou nog een taxatie laten opmaken. Hij wist in het begin niet goed welk bedrag hij moest opgeven ook omdat het taxatierapport in het verdwenen ladekastje zat. In de brief van 19 september 2004 heeft klager de waarde van hetladekastje, dat hij nieuw had aangeschaft, opgegeven. Hij heeft vanaf het begin aangegeven dat hij de waarde van de verdwenen inhoud niet wist en dat die bepaald zou moeten worden door een antiquair. De sociotherapeut wist dat hetfamiliewapen in het kastje zat. Het taxatierapport, dat met het ladekastje verdwenen is, ging uit van een waarde van circa
€ 15.000,= a € 16.000,=. Hij heeft de waardevolle voorwerpen niet elders opgeslagen, omdat hij geen huis meer heeft en geen relatie en er ook niet aan gedacht heeft om deze voorwerpen elders op te slaan. Samen met zijn raadsman zalklager zich in verband met de schadevergoeding tot de burgerlijk rechter wenden.

Namens het hoofd van genoemde inrichting is schriftelijk - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard. Klager is niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde beroep. Zijn klacht betreft geen beslissing als bedoeld in artikel 56ofartikel 57 van de Bvt. De beslissing om klager tegemoet te komen in de kosten voor de vermissing van andere goederen doet daar niets aan af. Subsidiair wordt verwezen naar het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt endient de klacht ongegrond te worden verklaard.

secretaris voorzitter

Naar boven