Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0328/GA, 26 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/328/GA

betreft: [klager] datum: 26 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J-H.L.C.M. Kuijpers,namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 januari 2005 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 april 2005, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, is gehoord klagers raadsman, mr. B.G.M. Frencken.
Klager, die met extra beveiligd vervoer vervoerd moet worden, is niet ter zitting verschenen.
Namens de directeur is bericht dat deze wegens ziekte niet ter zitting kan verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een maatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen in afwachting van overplaatsing.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven- schriftelijk toegelicht.
Er wordt beweerd dat klagers naam bij een eerdere vluchtpoging genoemd is. Klager zou niet weten wanneer en weet hier niets van af. Er zal toch een onderzoek zijn geweest. Klager is hierover nooit gehoord en wil zich daar tegenkunnen verweren. Ook wordt beweerd dat klager zich in die tijd opmerkelijk gedroeg. Er is een gedragrapportage over klager waarbij over spanningsbronnen niets wordt vermeld. Er kan in ieder geval niet van worden afgeleid dat klagerzich raar gedroeg. Klager heeft 5 rapporten gehad en die hadden niets met een vluchtpoging te maken. In het GRIP-rapport wordt gesproken over Joegoslaven. Klager heeft nooit een [...]/[...] gekend. In de twee jaar dat klager daar zat iser nooit een vluchtpoging geweest op paviljoen 2. Klager weet ook niet wat [...] heeft gedaan, maar ook dat is een Turk. Klager heeft nooit het idee gewekt dat hij wil vluchten. De directeur heeft het alleen maar over andere mensen enniet over wat klager misdaan zou hebben en wat zijn aandeel is geweest. Er zijn in Amsterdam twee vluchtpogingen geweest waarvan iedereen op de hoogte is. Eenmaal was het een jongen die op de drugsvrije afdeling zat, klager weetniet hoe die heet. De andere keer was het een Nederlandse jongen samen met een Algerijn. Klager weet een voornaam, maar deze mensen zaten op paviljoen 3 B vloer en klager op paviljoen 2 A vloer. Het is niet mogelijk dat de A en de Bvloer tegelijk activiteiten hebben. Klager zat met [...]ook niet op dezelfde vloer. Hij kon dus niet samen met hem werken of in de dezelfde sportgroep zitten, zoals de directeur beweert. Klager heeft niemand gevraagd naar wat er bijde personeelsvergadering is gezegd.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegelicht overeenkomstig de aan deze uitspraak aangehechte pleitnotities.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Gezien de schriftelijke mededeling is klager op 23 augustus 2004 in afzondering geplaatst, omdat de directeur informatie heeft ontvangen waaruit blijkt dat klager mogelijk betrokken is bij het organiseren van een opstand.

De beroepscommissie is van oordeel dat er onvoldoende zwaarwegende argumenten aanwezig zijn om een plaatsing in afzondering van klager te kunnen rechtvaardigen.
Zij overweegt hierbij het volgende. Uit het GRIP-rapport van 24 augustus 2004 blijkt van op 19 augustus 2004 binnengekomen informatie over de betrokkenheid van een aantal gedetineerden van Joegoslavische afkomst bij de voorbereidingvan een ontvluchting, daarbij gebruikmakend van een gedetineerdenopstand. Klager is van Turkse afkomst. Het was niet bekend welke Joegoslavische gedetineerden in Het Schouw en Demersluis bij deze aankomende ontvluchting betrokkenzijn. Ook was niet bekend wanneer deze ontvluchting zou plaatsvinden of van welke gedetineerden het initiatief tot de opstand of de ontvluchting uit zou gaan. Bij een grootscheepse zoekactie in de inrichting zijn bij een aantalgedetineerden snij- en/of steekwapens aangetroffen. Dit ging niet om gedetineerden van Joegoslavische afkomst. Bij klager is niets aangetroffen. Zowel het GRIP-rapport als de resultaten van de zoekactie bevat geen enkele aanwijzingin de richting van enige betrokkenheid van klager bij een opstand of een ontvluchting. Ook overigens is geen sprake van objectieve feiten of omstandigheden die in de richting van klager wijzen. Het enkele feit dat volgens dedirecteur klagers naam bij een eerdere ontvluchtingspoging is genoemd en dat klager en een medegedetineerde zich opvallend onopvallend hebben gedragen vormt onvoldoende grond. Gelet hierop moet de beslissing van de directeur alsonredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal bepalen dat een tegemoetkoming van na te noemen hoogte aan klager zal worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. Th.E.M. Wijte, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 26 april 2005.

secretaris voorzitter

Naar boven