Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 05/0625/GV, 18 april 2005, beroep
Uitspraakdatum:18-04-2005

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 05/625/GV

betreft: [klager] datum: 18 april 2005

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 17 maart 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Hij wil het graf van zijn op 24 april 2004 overleden pleegvader bezoeken. Hij is destijds niet bij de begrafenis geweest. Hij heeft al meer dan twee jaar geen contact meer met defamilie van het slachtoffer, zodat een slachtofferconfrontatie uitgesloten is. Klager is te zwaar bestraft en een vergelijking met strafzaken van anderen is onterecht. Hij heeft in 2004 viermaal verlof gehad en is elke keer op tijdteruggekeerd.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het bezoeken van een graf is geen reden voor een strafonderbreking. Voorts heeft het openbaar ministerie in het belang van voorkoming van slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust negatief geadviseerd. Ook de inrichtingheeft negatief geadviseerd. De eerder door klager genoemde periodes dat hij de inrichting heeft mogen verlaten betroffen door de rechtbank verleende schorsingen, in een periode dat klager preventief gehecht was en niet veroordeelden in afwachting van een plaatsing in een tbs-kliniek.

Op klagers verzoek om strafonderbreking zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Flevoland, locatie Almere heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op het negatieve advies van het openbaar ministerie.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven ernstige bezwaren te hebben vanwege een (te groot) risico van slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust en het ontbreken van een aanvaardbaarverlofadres.

3. De beoordeling
Klager verblijft in een huis van bewaring in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-kliniek.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI, hierna te noemen de Regeling,) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden inde persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Krachtens artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van degedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. De beroepscommissie is met betrekking tot het bezoek aan het graf van zijn pleegvader van oordeel dat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden als bedoeld inartikel 34 van de Regeling dat strafonderbreking dient te worden verleend. Voorts is ook geen sprake van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager als bedoeld in artikel 21 van de Regeling, waarbij zijn aanwezigheidnoodzakelijk zou zijn. De afwijzing van klagers verzoek om strafonderbreking is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, waarbij tevens is gelet op de ernst van het door klagergepleegde feit en de omstandigheid dat klager in afwachting is van zijn plaatsing in een tbs-kliniek, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 18 april 2005

secretaris voorzitter

Naar boven