nummer: 05/3152/GV
betreft: [klager] datum: 1 februari 2006
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 22 december 2005 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Van slachtofferconfrontatie kan geen sprake zijn, omdat klager al drie jaar geen contact heeft met zijn slachtoffers en dat ook niet beoogt. Klager is eerder strafonderbreking verleend en toen was ook geen sprake van slachtofferconfrontatie. Evenmin is
er vrees voor maatschappelijke onrust, omdat klager met zijn familie heeft afgesproken zich niet te begeven in Hengelo. Van vluchtgevaar is in het geheel geen sprake.
Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Strafonderbreking is niet bedoeld om familie te bezoeken. In de nadere toelichting wordt nader ingegaan op het verzoek om strafonderbreking teneinde het graf van zijn overleden pleegvader te bezoeken. Er is echter geen sprake van een actueel en
bijzondere onverwachte gebeurtenis die het noodzakelijk zou maken de gevangenisstraf enige tijd te onderbreken. De eerder door klager genoemde strafonderbreking betrof een door de rechtbank verleende schorsing, in een periode dat klager preventief
gehecht was en niet veroordeeld en in afwachting van een plaatsing in een tbs-kliniek
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van strafonderbreking wegens het risico van ongewenste slachtofferconfrontatie en maatschappelijke onrust en het feit dat klager geen
aanvaardbaar
verlofadres heeft opgegeven.
3. De beoordeling
Klager verblijft in een huis van bewaring in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-kliniek.
Klager heeft al eerder verzocht om strafonderbreking om het graf van zijn pleegvader te bezoeken. Het tegen de afwijzing van dat verzoek gerichte beroep is door de beroepscommissie bij uitspraak van 18 april 2005, kenmerk 05/625/GV afgewezen.
De beoordeling luidt thans niet anders. Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI, hierna te noemen de Regeling,) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig
bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Krachtens artikel 21 van de Regeling kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer
van
de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. De beroepscommissie is met betrekking tot het bezoek aan het graf van de pleegvader van klager van oordeel dat geen sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 34
van
de Regeling dat strafonderbreking dient te worden verleend. Voorts is ook geen sprake van een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer van klager als bedoeld in artikel 21 van de Regeling, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk zou zijn. De afwijzing van
klagers verzoek om strafonderbreking is derhalve niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, waarbij tevens is gelet op de ernst van het door klager gepleegde feit en de omstandigheid dat klager in afwachting
is van zijn plaatsing in een tbs-kliniek, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Ook voor incidenteel verlof is in dit geval geen plaats.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 1 februari 2006
secretaris voorzitter