Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1066/GM, 26 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:26-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/1066/GM

betreft: [klager] datum: 26 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennis genomen van een op 24 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mevrouw mr. D.G.M. van denHoogen, thans advocaat te Den Haag, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag d.d. 12 mei 2004 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie, hetwelk klager op 19 mei 2004 heeft ontvangen.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 augustus 2004, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw voornoemd.
De inrichtingsarts verbonden aan de gevangenis Alphen aan den Rijn is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur d.d. 16 maart 2004, betreft het advies terzake van klagers arbeidsgeschiktheid.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft het volgende aangevoerd.
Vanaf de intake op 7 november 2003 is de medische dienst op de hoogte van zijn rugklachten sedert 15 jaar. De inrichtingsarts heeft tot voor kort nooit lichamelijk onderzoek daarnaar gedaan. Bij de daar gestelde diagnose is hemgezegd ermee te moeten leren leven met gebruikmaking van pijnstillers.
De werkmeester heeft klager het schriftelijke verslag d.d. 15 maart 2004 wegens werkweigering aangezegd. Klager heeft eerder vrijwillig wel eens met de spoelautomaat gewerkt, werk dat je met twee handen moet doen, zittend op eenhoge stoel, waardoor je benen niet op de grond maar op een voetensteun rusten en je constant moet balanceren vanwege het 'krukeffect'. Door die ervaring wist hij dat hij dat werk wegens zijn rugproblemen niet kon doen. Tochverplichtte de werkmeester hem op 15 maart 2004 daartoe. Toen klager aangaf dat het niet ging, is hij naar boven gestuurd. Het werk dat hij de maanden ervoor deed (licht sorteer- en inpakwerk, zittend aan een tafel met beide voetenop de grond) gaf hem geen problemen. De medische dienst heeft op 16 maart 2004 zonder enig onderzoek tegenover de directeur verklaard dat klager in staat was de opgedragen werkzaamheden te verrichten, zodat hij disciplinair isgestraft. Na ommekomst van de straf heeft klager op 19 maart 2004 de medische dienst bezocht en de arts heeft op 22 maart 2004 voor het eerst zijn rugklachten oppervlakkig onderzocht om vervolgens te adviseren hem op de arbeidszaaldiversen te plaatsen met de mogelijkheid tot het doen van rugoefeningen. Sedertdien staat hij op de wachtlijst voor arbeid en is hem intussen geen arbeid aangeboden. Klager doet thans weer yogaoefeningen ter bestrijding van zijnklachten, doch kwam daar aanvankelijk vanwege het klimaat in deze inrichting niet aan toe. Daardoor zat zijn rug vast en waren zijn spieren verkort, waarvoor hij enige behandelingen door de fysiotherapeut heeft gevraagd en het hemgoed leek tijdelijk ziek tijdens arbeid te zijn.

Namens klager is - zakelijk weergegeven – nog het volgende aangevoerd.
De medische dienst heeft klagers medisch dossier niet op orde. De e-mail van de medische dienst d.d. 7 november 2003 aan de afdeling arbeid dat klager om medische redenen niet mag tillen bij de arbeid en het verzoek daarmee rekeningte houden is niet opgenomen in het dossier. De medische dienst had de directeur derhalve nooit kunnen en mogen zeggen dat er voor klager geen beperkingen golden ten aanzien van de arbeid.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Klager heeft bij binnenkomst in de inrichting op 7 november 2003 te kennen gegeven bekend te zijn met een versleten rugwervel lumbaal 5 en de arts verteld hiermee al 15 jaar bekend te zijn. Op 7 november 2003 is een e-mail naar dearbeid gestuurd met daarin het advies om klager wegens medische redenen niet te zwaar te laten tillen. Bij plaatsing op de werkzaal is klager het advies gegeven even aan te zien hoe het gaat. Op 19 maart 2004 meldt klager demedische dienst dat zijn rugklachten verergeren door het werk op de werkzaal en hij vraagt om afwisselend werk, waarop de arts hem plaatst op arbeid diversen met de mogelijkheid tot het doen van rugoefeningen. De arts heeft hemfysiotherapie en een verklaring ziek tijdens arbeid geweigerd. Klager moet eerst met oefeningen proberen zijn rug te versterken. Hij is begin juni 2004 nog onder behandeling voor zijn rugklachten.

3. De beoordeling
In het medisch dossier van klager is onder het hoofdje 'risicoprofielen' bij de intake op 7 november 2003 vermeld dat klager een versleten wervel lumbaal 5 heeft, alsmede dat hij aan de arbeid kan deelnemen, doch niet mag tillen.Vast staat dat de medische dienst dat laatste te zelfder datum per e-mail de afdeling arbeid heeft medegedeeld en verzocht daarmee rekening te houden. Klager heeft vanaf zijn binnenkomst in de inrichting tot 15 maart 2004 zonderproblemen aan de arbeid deelgenomen. Op laatstgenoemde datum wordt klager ander werk opgedragen waartoe klager wegens zijn rugproblemen meent niet in staat te zijn. Gebleken is dat medische dienst bij gelegenheid van hettelefonische verzoek van de directeur d.d. 16 maart 2004 om haar te informeren over klagers geschiktheid om de hem opgedragen werkzaamheden te verrichten, heeft medegedeeld dat er voor klager daartoe geen beperkingen waren.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de medische dienst onzorgvuldig gehandeld bij het geven van zijn oordeel aan de directeur omtrent klagers geschiktheid (andere) werkzaamheden te verrichten. Daarbij neemt deberoepscommissie in aanmerking dat de medische dienst sedert 7 november 2003 bekend was met klagers lage rugklachten, zelf de afdeling arbeid heeft geïnformeerd over klagers fysieke beperkingen, tijdens klagers verblijf in deinrichting tot aan 16 maart 2004 geen contact heeft gehad met of over klager terzake van zijn rugklachten en evenmin enig onderzoek heeft ingesteld naar klagers situatie en zijn al dan niet vermeende onvermogen bepaaldewerkzaamheden te verrichten alvorens de directeur te adviseren over klagers arbeidsgeschiktheid.
Op grond van het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat het handelen door of namens de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de zorg die de inrichtingsarts in die hoedanigheid ten opzichte van klagerdiende te betrachten. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de gevangenis Alphen aan den Rijn toekomende tegemoetkoming op € 10,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. Chr.M. Aarts, voorzitter, F.M. van Brederode-Zwart, huisarts en drs. S.H. Hartman-Faber, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden,secretaris, op 26 augustus 2004

secretaris voorzitter

Naar boven