Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/0998/JA, 19 augustus 2004, beroep
Uitspraakdatum:19-08-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04/998/JA

betreft: [klager] datum: 19 augustus 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 12 mei 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) 't Nieuwe Lloyd te Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 mei 2004 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1986], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juni 2004, gehouden in de j.j.i. 't Nieuwe Lloyd te Amsterdam, is namens de voormelde directeur mevrouw mr. drs. [...], juridisch medewerker bij de inrichting gehoord

Klager, die inmiddels in vrijheid is en op behoorlijke wijze is opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het op 28 januari 2004 niet in de gelegenheid zijn gesteld te luchten.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep richt zich primair tegen de ontvankelijk- en secundair tegen de gegrondverklaring van het beklag. Er is één formulier voor bemiddeling en beklag. Afspraak tussen de commissie van toezicht en de directeur is dat iederingediend formulier na registratie door de secretaris van de commissie van toezicht ter bemiddeling aan de maandcommissaris wordt voorgelegd. Zo ook in het geval van klager. De beklagrechter heeft gelijk met de opmerking datbemiddeling geen verplicht voortraject is, zodat klager kan kiezen voor bemiddeling dan wel beklag, doch in het geval van klager is dat anders. De directeur heeft in een gesprek met klager hem voor 100 % in het gelijk gesteldterzake van het niet luchten op 28 januari 2004, in welk gesprek hij hem tevens standaardcompensatie van een extra uur luchten heeft aangeboden. Aldus is de klacht de wereld uit. Niet terzake doet de wijze waarop de directeur kennisheeft genomen van de klacht. De vraag is of klager deze erkenning van zijn klacht en de aangeboden compensatie mag weigeren, nu hij uit de beklagprocedure niet meer kan halen dan het door de directeur gebodene. Klager had immersgeen enkel rechtmatig belang meer bij het doorzetten van het beklag. Zo klager het niet eens is met de compensatie, betreft dat een nieuwe beslissing, waarover hij beklag kan doen.
Secundair is de directeur van oordeel dat de klacht ongegrond had moeten worden verklaard wegens het in het gelijk stellen van en het compensatieaanbod aan klager door de directeur.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat de beklagcommissie op grond van de door haar gekozen werkwijze het 'beklagformulier' overeenkomstig artikel 68, vierde lid, Bjj in handen van de maandcommissaris heeft gesteld teneinde deze in de gelegenheid testellen terzake te bemiddelen. Niet is gebleken van een schriftelijke mededeling ex het vijfde lid van genoemd artikel van de commissie van toezicht aan klager en de directeur terzake van de bemiddeling, welke kennelijk niet heeftgeleid tot het door de beklagcommissie beoogde doel ervan. Niet duidelijk is of klager het oneens is geweest met doorgeleiding van het beklagformulier naar de maandcommissaris dan wel zich niet kon vinden in de door de directeurvoorgestane oplossing door erkenning van de gegrondheid van de klacht en het extra uur luchten als compensatie hiervoor. Wat daarvan ook zij, aannemelijk is dat klager over het door hem ervaren, door de inrichting hem aangedaneonrecht zich met de beklagcommissie wenste te verstaan. In casu betreft het de beslissing namens de directeur om klager op 28 januari 2004 in strijd met artikel 53, derde en vijfde lid, Bjj niet in de gelegenheid te stellen tenminste een uur in de buitenlucht te verblijven. Krachtens artikel 65 Bjj kan klager bij de beklagcommissie daarover beklag doen. De stelling van de directeur dat het beklag niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard bij gebrekevan een rechtmatig belang voor klager na het gesprek met de directeur ten tijde van de bemiddeling, zal de beroepscommissie niet volgen, daar de in het burgerlijk procesrecht aanvaarde en tot niet-ontvankelijkheid leidende regel(geen belang geen actie) niet van toepassing is op het in de Bjj geformuleerde beklagrecht.
De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat de beklagrechter met juistheid heeft beslist door klager te ontvangen in zijn beklag en het beklag gegrond te verklaren. Terzake van de klager toegekende tegemoetkoming van een extrauur luchten merkt zij op dat nu klager zich inmiddels in vrijheid bevindt er geen termen meer aanwezig zijn voor enige tegemoetkoming aan klager. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers en dr. M. Smit, leden, bijgestaan door mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 19 augustus2004

secretaris voorzitter

Naar boven