Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 04/1828/JA, 11 november 2004, beroep
Uitspraakdatum:11-11-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 04 /1828/JA

betreft: [klager] datum: 11 november 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 29 juli 2004 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim,

gericht tegen een uitspraak d.d. 26 juli 2004 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], geboren op [1986], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 september 2004, gehouden in de j.j.i. Den Engh te Den Dolder, is gehoord de plaatsvervangend algemeen directeur, [...].

Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet teruggeven van de tv na ommekomst van de ordemaatregel d.d. 25 juni 2004 te 21.30 uur.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Zo er sprake van een beslissing van de directeur geweest zou zijn, is het de beslissing geweest om klager te compenseren. Op de compensatie heeft de klacht betrekking. Klager heeft onbedoeld van 21.30 uur tot 23.00 uur zijn tv nietop zijn kamer gehad. Nadat de groepsleiding dat de volgende dag heeft ontdekt, heeft zij dat willen rechtzetten door middel van een compensatie en wel van viereneenhalf uur tv voor klager op zijn kamer. Ook die dag verbleef klagerin het kader van een ordemaatregel wegens weigering aan het dagprogramma deel te nemen op zijn kamer zonder tv. Deze ordemaatregel is van 8.00 uur tot 21.30 uur van toepassing. Klager is niet gezegd dat hij slechts overdag van diecompensatie gebruik mocht maken. Hij had als tijdstip ook kunnen kiezen van 17.00 tot 21.30 uur.
Het formele klachtrecht is niet bedoeld voor pedagogische conflicten, maar voor geschillen tussen de directeur en klager. De directeur merkt op dat in de door de voorzitter voorgehouden casus (uitspraak 04/998/JA), anders dan in hetonderhavige geval, een grondrecht (het recht op luchten) is geschonden, terwijl klager geen wettelijk recht op tv heeft. Klager prefereert echter een pakje shag als compensatie. Op pedagogische gronden wordt een dergelijkecompensatie niet gegeven.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Het beroep blijkt primair te zijn gericht tegen de beslissing van de beklagcommissie om de klacht ontvankelijk en voorts gegrond te verklaren, alsmede klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Uit het klaagschrift blijkt dat het beklag is gericht tegen de namens de directeur genomen beslissing als onder 1. geformuleerd. De beroepscommissie is van oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden het beklag ontvankelijk engegrond heeft verklaard. Zij verwijst daarbij naar haar uitspraak nr 04/998/JA d.d. 19 augustus 2004. In zoverre zal het beroep ongegrond worden verklaard.
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming aan klager geboden geacht en deze vastgesteld op viereneenhalf uur tv op kamer op een in overleg met de directeur te bepalen tijdstip. Deze tegemoetkoming heeft dezelfde inhoud als denamens de directeur aangeboden compensatie voor het ten onrechte niet teruggeven van klagers tv op 25 juni 2004. De beroepscommissie stelt vast dat klager geen beroep heeft ingesteld tegen genoemde tegemoetkoming.
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing van de directeur niet meer ongedaan zijn te maken, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door de jeugdige ondervondenongemak. Als maatstaf daarvoor kunnen gemiste faciliteiten of activiteiten dienen.
In dit geval heeft klager anderhalf uur zijn tv gemist. Aannemelijk geworden en niet weersproken is dat klager heeft geweigerd gebruik te maken van het aanbod om bij gelegenheid van de maatregel van uitsluiting van verblijf in degroep de volgende dag gedurende viereneenhalf uur zijn tv op zijn kamer te hebben, alsmede dat klager de voorkeur gaf aan een pakje shag en vloei als compensatie. Naar het oordeel van de beroepscommissie is het vanuit pedagogischoogpunt juist om, ingeval van het moeten erkennen van een door het personeel gemaakte fout, voor eventuele compensatie aansluiting te zoeken bij de aard en inhoud van de onjuiste beslissing. Geen voorwaarde daarbij is dat in eendergelijke situatie klager gevraagd dient te worden naar zijn wensen in dezen. Gelet op klagers weigering de namens de directeur aangeboden onderhavige compensatie te aanvaarden dient naar het oordeel van de beroepscommissie klagergeen tegemoetkoming te worden geboden. In zoverre zal het beroep gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dat betrekking heeft op de ontvankelijkheid en gegrondverklaring van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dat betrekking heeft op de tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat klager geen tegemoetkoming toekomt.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. A.P. van der Linden en drs. I.H. Verwey, leden, bijgestaan door mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 11 november2004.

secretaris voorzitter

Naar boven