Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/1529/TB, 27 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:27-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/1529/TB

betreft: [klager] datum: 27 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 7 juli 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.D.W.H.M. Wolters, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 4 juni 2003 van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 oktober 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Overijssel te Zwolle, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, en namens de Minister, de heer [...].Hiervan is verslag opgemaakt, dat is aangehecht aan de tussenbeslissing d.d. 28 november 2003 (03-1529TB-tussenbeslissing), waarbij de beroepscommissie de behandeling van het beroep heeft aangehouden in afwachting van nadereinlichtingen.
Na ontvangst van de nadere inlichtingen zijn klager, zijn raadsman en de Minister in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren. De schriftelijke reacties zijn op 12 maart 2004 ontvangen en ter kennisneming doorgezondenaan partijen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft beslist klager op de longstay afdeling van de Prof.Mr. W.P.J. Pompestichting, het Kempehuis (hierna: het Kempehuis) te plaatsen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak d.d. 24 februari 1989 veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is op 1 februari 1990 geplaatst inhet Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Op 8 maart 1999 heeft Veldzicht de Minister verzocht om herselectie van klager.
Klager is op 7 februari 2000 overgeplaatst naar tbs-kliniek De Kijvelanden te Poortugaal (hierna: De Kijvelanden). Op 5 augustus 2002 heeft De Kijvelanden klager voorgedragen voor plaatsing op een longstay afdeling.
Bij advies d.d. 14 september 2002 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is aangegeven dat klager voldoet aan de longstay-indicatie en is de Minister geadviseerd klager te plaatsen op een longstay afdeling. Overeenkomstigdit advies heeft de Minister op 4 juni 2003 beslist klager te plaatsen in het Kempehuis. Deze plaatsing is op 25 juni 2003 gerealiseerd.
Bij tussenbeslissing d.d. 8 september 2003 van de penitentiaire kamer van het hof Arnhem is de beslissing inzake het beroep tegen de rechterlijke uitspraak van 25 april 2003 tot verlenging van klagers tbs aangehouden in afwachtingvan nader onderzoek naar het delictgevaar van klager.

Op 24 januari 2004 is door twee vast gerechtelijk deskundigen, die zijn verbonden aan de Forensisch Psychiatrische Dienst Arnhem, afzonderlijk pro justitia rapportage uitgebracht.
Bij uitspraak d.d. 16 februari 2004 heeft het hof Arnhem de tbs van klager met twee jaar verlengd.

3. De standpunten
Namens klager is tot en met de zitting - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Klager is van mening dat de bestreden beslissing is genomen in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zijn tbs-delict rechtvaardigt niet een verblijf op de longstay afdeling, klager zit langer vast daniemand zonder tbs voor een soortgelijk delict en ten tijde van de bestreden beslissing is niet onderzocht in hoeverre minder definitieve en ingrijpende oplossingen mogelijk zijn. Klager hoort niet thuis op een longstay afdeling.Klager voldoet niet aan de criteria voor een longstay plaatsing.
Hij is niet voortdurend delictgevaarlijk. Hij heeft in de laatste paar jaar van zijn tbs een ontwikkeling doorgemaakt. Waar De Kijvelanden in verlengingsadviezen voorheen het accent heeft gelegd op drugsgebruik, geeft zij nu aan dathet gevaar schuilt in het verbreken van relaties. Voorheen kon klager nauwelijks omgaan met teleurstellingen. Na juni 1999 is zijn relatie verbroken. Klager kon geen werk vinden. De Kijvelanden constateert dat klager zich goed doordeze tegenslagen heeft heen gewerkt. In 2001 zegt het hof dat geresocialiseerd moet worden. De Kijvelanden gaat daarmee aan de slag, maar besluit opeens dat klager naar een longstay afdeling moet nadat klager één positieveblaastest had en wat schimmig had gedaan over een relatie die hij had. Klager moest volgens De Kijvelanden gaan werken en familie bezoeken via structureel onbegeleid verlof. Blijkens bewaarde verlofpassen heeft klager vanaf 21 mei2002 tot circa 15 februari 2003 zo’n 160 keer onbegeleid verlof gehad. Omstreeks augustus 2002 wordt klager voor de longstay afdeling aangemeld, maar klager mag zes dagen per week naar buiten. Dit valt niet te rijmen met het oordeeldat hij voldoende delictgevaarlijk is om hem op een longstay afdeling te plaatsen. Tijdens de tbs heeft klager regelmatig contact met zijn ex-partner, slachtoffer van zijn tbs-delict, gehad zonder dat hij is gerecidiveerd. Ooktijdens zijn verlof is er niets gebeurd. Hij gebruikt niet meer de middelen onder invloed waarvan hij destijds zijn tbs-delict heeft gepleegd. Een zekere mate van stoornis blijft bestaan, maar met structuur kan hij floreren. Diestructuur kan een andere zijn dan een longstay afdeling.

Klager heeft tot en met de zitting - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De in 2001 ingezette resocialisatie is niet fout gelopen. Al voor hij in 2001 naar de rechtbank ging, had De Kijvelanden besloten dat hij naar een longstay afdeling moest gaan. Hij had verlof dat voor de inrichting controleerbaarwas. Hij heeft drie maanden gedurende vier dagen per week vrijwillig als kok gewerkt, hetgeen goed ging. In juli 2002 was hij positief op alcohol bevonden. De uitslag betrof slechts 0.0.1 promille. Hij had ergens koffie gedronkenwaarin amaretto zat. Plaatsing op De Blink is niet doorgegaan, omdat De Blink dichtging. In juni 2002 is hij een keer niet van verlof teruggekomen. Hij was toen buiten de inrichting aan het werk bij een andere baas en moest met hetdienstdoend hoofd afspraken maken over verlof. Klager wilde dat telefonisch doen, maar dat wilde de inrichting niet. Binnen de inrichting wilde hij allerlei zaken regelen, maar toen had men geen tijd voor hem en is een en andergeëscaleerd. Zijn probleem is dat een aantal keren is geprobeerd hem te resocialiseren, maar dat hij niet in twee werelden kan leven. Hij kan buiten zonder problemen afspraken maken met zijn werkgever. Buiten heeft hij vrijheden enbinnen de inrichting moet hij voor van alles weer toestemming vragen waar dat buiten niet hoeft en dat botst.
Het Kempehuis ervaart hij als een hel. Hij is 39 jaar en zit daar tussen veel oudere mensen die maar zitten en hem druk vinden als hij muziek aanzet. Hij zit daar binnen met de deur op slot en moet alles vragen, terwijl hij in DeKijvelanden zes dagen per week buiten zat. Hij moet drie maanden wachten voordat verlof kan worden aangevraagd. Hij kan derhalve drie maanden lang zijn dochtertje niet zien, omdat haar moeder invalide is. Tijdens zijn verblijf in DeKijvelanden zag hij zijn dochtertje één en soms drie keer per week. Op deze manier wordt veel kapot gemaakt. De Kijvelanden had vertrouwen in klager, er was geen sprake van acute delictgevaarlijkheid. Hij heeft een goed contact metde moeder van zijn dochtertje. De deskundigen gaan er van uit dat dit een zwak punt blijft.
Er zal een herstel van verlof, zoals hem dat in De Kijvelanden werd verleend, worden aangevraagd. Klager acht de kans klein dat de Minister de aanvraag zal honoreren. Het zal nooit meer zo worden als de situatie was. Op die manierheeft het leven voor klager geen zin.

Namens de Minister is de bestreden beslissing tot en met de zitting - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Formeel is het beroep gegrond, nu de bestreden beslissing op 2 juli 2003, derhalve na de feitelijke plaatsing van klager, aan hem is uitgereikt.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Met inachtneming van de eisen van artikel 11 Bvt zijn de volgende criteria ontwikkeld ter beoordeling van de noodzaak tot en wenselijkheid van plaatsing op een longstay afdeling:
- er dient sprake te zijn van een intramurale behandeling van meer dan zes jaren;
- er dient, bij voorkeur, sprake te zijn van meerdere behandelpogingen;
- het moet aannemelijk zijn geworden dat voornoemde behandeltrajecten niet hebben geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en dat de stoornis waaraan betrokkene leed ten tijde van het delict nog steedsaanwezig is;
- de Minister dient zich, alvorens een besluit tot plaatsing op een longstay-afdeling te nemen, te laten adviseren middels een onafhankelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) .
De LAP bestaat uit een multidisciplinair team van onafhankelijke deskundigen, dat onderzoekt of de behandelaar, gelet op diens verantwoording in de aanmelding van de longstay-kandidaat, in alle redelijkheid (dat wil zeggen metinachtneming van eisen die aan de indicatiestelling in professionele zin gesteld moeten worden) tot de longstay-indicatie heeft kunnen komen.
Klager voldoet aan deze criteria. Klager is op 1 februari 1990 opgenomen in Veldzicht en is op 8 maart 2000 (lees: 1999, beroepscommissie), na drie mislukte resocialisatiepogingen, ter herselectie aangeboden. Op 7 februari 2000 ishij opgenomen in De Kijvelanden, waar sprake was van een moeizame behandelrelatie. Klagers vrijheden werden regelmatig ingetrokken, onder andere wegens betrokkenheid bij de invoer van alcohol en heroïne in de inrichting. Het hofachtte in 2001 resocialisatie aangewezen om uit de ontstane behandelimpasse te geraken. Er werd een gestructureerd resocialisatietraject uitgezet, met uitzicht op overplaatsing naar resocialisatiecentrum De Blink. Begin juli 2000(lees: 2002, beroepscommissie) werd klagers verlof ingetrokken wegens het zich niet houden aan afspraken. Eind juli 2002 is de resocialisatiepoging gestaakt, nadat klager na terugkeer van verlof positief is bevonden opalcoholgebruik. Volgens het laatste verlengingsadvies van De Kijvelanden is het duidelijk dat behandeling van klager niet kansrijk wordt geacht. Men geeft aan dat er geen sprake is van acute delictgevaarlijkheid, maar wel vanvoortdurende of chronische delictgevaarlijkheid bij krenking ten gevolge van verlating.
De LAP heeft geen aanleiding gevonden er anders over te denken dan de behandelaar van De Kijvelanden. De eerste aanvraag voor plaatsing op een longstay afdeling is pas ingediend in augustus 2002. Er is sprake van een mislukteresocialisatiepoging, er was indringend met klager over gesproken dat dit zijn laatste kans was. Het is een probleem dat echt integreren er voor klager niet inzit. Het duurzame gevaar is hanteerbaar zolang men maar een lange lijnmet klager houdt. De Kijvelanden heeft een opleving in de behandeling gesignaleerd. De druk op klager was er af, waardoor er geen tegendruk van klager meer kwam. Daarmee zijn echter niet alle problemen weg. Er bestaat vrees voor eennieuw delict, als op langere termijn de structuur wegvalt en bij relatieproblemen. Volgens de deskundigen is alles gedaan wat gedaan kon worden. Om die reden kan klager niet anders dan in het Kempehuis worden geplaatst.
Verblijf op een longstay afdeling houdt niet in dat men niet naar buiten kan. Bij overplaatsing naar een longstay afdeling wordt het beleid gevolgd dat alle lopende verloven tijdelijk worden bevroren in verband met de overgang enhet in kaart brengen van de nieuwe situatie. De duur van de opschorting van het verlof wordt bepaald door de behandelaar. Deze kan opnieuw een voorstel tot het opstarten en opbouwen van verlof doen, te beginnen met begeleid verlof.In verband met het aanwezig geachte delictgevaar op lange termijn kunnen eerder genoten ongestructureerde vrijheden niet direct worden voortgezet. Onbegeleid verlof is mogelijk, ook meerdaags onbegeleid verlof; dat ligt aan de visievan de behandelaar op de behandeling. Meerdaags onbegeleid verlof met overnachtingen behoort op een longstay afdeling echter niet meer tot de mogelijkheden. Behandeling is in het Kempehuis niet meer gericht op resocialisatie, maarop de kwaliteit van het leven.
Bij schrijven d.d. 12 maart 2004 is namens klager - zakelijk weergegeven - als volgt gereageerd op de na de zitting ingekomen nadere inlichtingen.
De op 24 januari 2004 uitgebrachte pro justitia rapportage bevestigt dat klager niet voortdurend delictgevaarlijk is en dat geslaagde resocialisatie nog steeds tot de mogelijkheden behoort. Blijkens de uitspraak tot verlenging vanklagers tbs heeft het hof zich aangesloten bij de conclusies in de pro justitia rapportage dat er resocialisatiemogelijkheden zijn.

De Minister heeft bij brief d.d. 11 maart 2004 - zakelijk weergegeven - als volgt gereageerd op de na de zitting ingekomen nadere inlichtingen.
Gelet op de verlenging van klagers tbs met twee jaar en de omstandigheid dat het hof uitgaat van het gegeven dat de twee uitgebrachte pro justitia rapportages van 24 januari 2004 richtinggevend zijn voor de reïntegratie-inspanningenvan de Pompekliniek, zal de Minister deze kliniek vragen hem te informeren over de actuele situatie en de behandelprognose van klager. Op basis van die informatie en genoemde pro justitia rapportage zal de Minister de LAP vragen hemte adviseren aangaande de vraag in welke setting klager geplaatst moet worden in verband met de tenuitvoerlegging van de tbs. Zodra de Minister het advies van de LAP heeft ontvangen, zal een nieuwe plaatsingsbeslissing wordengenomen.

4. De beoordeling
Klager is op 2 juni 2003 gehoord over de voorgenomen beslissing hem te plaatsen op een longstay afdeling. Bij brief d.d. 4 juni 2003 die op 2 juli 2003 aan klager is uitgereikt, derhalve na klagers plaatsing op 25 juni 2003 in hetKempehuis, is klager geïnformeerd over de beslissing hem daar te plaatsen.
Derhalve is niet voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, Bvt neergelegde informatieplicht. De omstandigheid dat klager op de hoogte was van het voornemen van de Minister hem op een longstay afdeling te plaatsen, kan hieraan nietafdoen.
Mitsdien is het beroep gegrond en dient de bestreden beslissing van de Minister op formele grond te worden vernietigd. Klager dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal dezetegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt zijn de hierboven door de Minister onder 3. genoemde criteria opgesteld.
De Minister heeft beslist klager te plaatsen op een longstay afdeling op de grond dat klager aan deze criteria voldoet gelet op de ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing uitgebrachte rapportages omtrent klagersdiagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing d.d. 5 augustus 2002 en het advies van de LAP d.d. 14 september 2002.

Op 24 januari 2004 is door Dr. [...], psychiater, en drs. [...], vast gerechtelijk deskundige, beiden verbonden aan de Forensisch Psychiatrische Dienst Arnhem, op verzoek van het hof Arnhem pro justitia rapportage in het kader vande verlenging van klagers tbs uitgebracht. Zakelijk weergegeven is door beide deskundigen aangegeven dat klagers persoonlijkheidsproblematiek nog steeds aanwezig is, dat er ook zonder externe steun geen acuut delictgevaar is, maarwel een hoog recidivegevaar op langere termijn bij afwijzing in de relatiesfeer, alsmede dat er nog wel resocialisatiemogelijkheden zijn, maar in andere zin dan waarop de resocialisatiepoging heeft plaatsgevonden in De Kijvelanden.Geadviseerd is klagers tbs met twee jaar te verlengen ten behoeve van voortzetting van de resocialisatie van klager middels een relatief kort intramuraal traject gevolgd door een langdurig transmuraal traject, waarbij de nadrukdient te liggen op sturende begeleiding. Gedacht kan worden aan plaatsing van klager in een tbs-inrichting met uitgebreide semi-murale voorzieningen, zoals de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek of de Dr. Henri van der Hoevenkliniek.

Bij uitspraak d.d. 16 februari 2004 heeft het hof Arnhem de tbs van klager met twee jaar verlengd op onder meer de grond dat blijkens de bovengenoemde advisering de behandeling van klager op zijn minst nog geruime tijd zal vergen.Het hof gaat er daarbij van uit dat de Pompekliniek in de volgende rapportage omtrent klager haar oordeel mede zal baseren op de pro justitia rapportage van 24 januari 2004 en zal aangeven op welke wijze zij de adviezen denkt teimplementeren in haar beleid en welke reïntegratie-inspanningen zij zich naar een transmurale begeleiding van klager zal getroosten.

De beroepscommissie is van oordeel dat in het licht van alle thans beschikbare gegevens omtrent klagers delictgevaarlijkheid en de behandelmogelijkheden de grond is ontvallen aan de beslissing klager te plaatsen op een longstayafdeling. Niet kan worden geoordeeld dat een longstay afdeling vooralsnog als de meest aangewezen plaats voor tenuitvoerlegging van de tbs moet worden aangemerkt, nu niet wordt voldaan aan het criterium dat geen sprake is van eensubstantiële vermindering van het delictgevaar en er nog mogelijkheden tot resocialisatie aanwezig lijken te zijn.
De bestreden beslissing van de Minister moet, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.

Het beroep zal derhalve ook op materiële grond gegrond worden verklaard.

Nu de bestreden beslissing op zowel formele als materiële grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lidvan de Bvt de Minister opdragen zo spoedig mogelijk na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen.

Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden toegekend. De beroepscommissie zal omtrent de hoogte van de vastte stellen tegemoetkoming bij afzonderlijke uitspraak beslissen na de Minister dienaangaande te hebben gehoord.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Minister op zo spoedig mogelijk na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak eennieuwe beslissing te nemen.
Zij bepaalt de aan klager in verband met de formele gegrondverklaring van het beroep te laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.
Zij zal bij afzonderlijke uitspraak beslissen inzake de toekenning aan klager van een tegemoetkoming in verband met de materiële gegrondverklaring van het beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. F. Koenraadt en mr. C.L. van den Puttelaar, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 27 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven