Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 09/1535/TB, 2 november 2009, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2009

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer:09/1535/TB

betreft: [klager] datum: 2 november 2009

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.M. Maanicus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 14 mei 2009 van de Staatssecretaris van Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2009, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.M. Maanicus, en namens de Staatssecretaris [...] en [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van de Prof. Mr. W.P.J. Pompestichting (hierna: de Pompestichting).

2. De feiten
Klager is op 13 september 1990 eerder ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. Op 5 november 1999 heeft hij zich gedurende verlof aan de tbs onttrokken en meerdere delicten gepleegd. Klager is bij onherroepelijke uitspraak
van
23 oktober 2000 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar met aftrek en wederom ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege.
Bij beslissing van 26 augustus 2003 is klager geplaatst in Flevo Future. Deze inrichting heeft klager op 23 juli 2007 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 27 november 2008 van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is
aangegeven dat de behandelaar ten aanzien van klager in alle redelijkheid tot de longstayindicatie heeft kunnen komen.
Vervolgens is klager op 14 mei 2009 gehoord over de voorgenomen plaatsing in een longstayvoorziening van de Pompestichting. De Staatssecretaris heeft op 14 mei 2009 beslist klager in die voorziening te plaatsen. Klager is op 8 juni 2009 geplaatst in de
longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft pas op 2 juni 2009 kennisgenomen van de bestreden beslissing en direct zijn raadsman gebeld. Het beroep is tijdig op 8 juni 2009 ingesteld.
De beslissing om klager in een longstayvoorziening te plaatsen staat haaks op hetgeen volgt uit verlengingsadviezen/verplegings- en behandelingsplan/behandelrapportage/
wettelijke aantekeningen uit 2006 en 2007.
Klager verbleef in Flevo Future, locatie Amsterdam, en daar is hem te kennen gegeven dat gestreefd werd naar een longcareplaatsing met verlofmogelijkheden. Toen hij werd overgeplaatst naar een andere afdeling veranderde de insteek ineens zonder reden
en
werd klager direct gezegd dat een longstayaanvraag zou worden ingediend. Nadat de longstayaanvraag was ingediend, kon klager zich niet meer concentreren op zijn behandeling. Uit genoemde stukken blijkt dat klager een gemotiveerde houding had, actief
meewerkte aan leerdoelen, beter met feedback om kon gaan en een actieve houding had bij afdelingsprogramma’s. Therapieën als gezinstherapie, agressieregulatie en sociale vaardigheden heeft hij nog niet ondergaan. De mogelijkheid van seksueel remmende
medicatie is ook nog niet onderzocht, hetgeen een behandeltraject openlaat. Ook is niet onderzocht of er verlofmogelijkheden waren.
Het nieuwe beleidskader longstay forensische zorg is inmiddels in werking getreden en zou met terugwerkende kracht toegepast moeten worden. Ten tijde van het longcareadvies van 2006/2007 was daarvoor geen wettelijke basis, maar inmiddels wel.
Verwezen wordt naar de jurisprudentie van de beroepscommissie 03/2877/TB en 03/1529/TB. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en klager terug te plaatsen naar een behandelinrichting. Subsidiair wordt verzocht om nader onderzoek in te
stellen
door een onafhankelijk gedragsdeskundige of door het PBC om te bezien of klager alsnog in een longcarevoorziening kan worden geplaatst.

De voorzitter deelt mede dat het secretariaat van de Raad meerdere keren de wettelijke aantekeningen en de verplegings- en behandelingsplannen vanaf 2004 tot heden heeft opgevraagd, maar slechts de stukken van 2004 en 2008 en 2009 heeft ontvangen.

De raadsman heeft ter zitting het verplegings- en behandelingsplan van juli 2006 tot en met juni 2007 en de behandelrapportages van 23 juli 2007 en van 3 september 2007, met bijlagen, aan de beroepscommissie overgelegd.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep is niet tijdig ingediend. De beslissing dateert van 15 mei 2009 en het beroep van 8 juni 2009. Nagegaan zal worden of de inrichting heeft geregistreerd op welke datum de beslissing aan klager is uitgereikt. Indien dit niet is geregistreerd,
wordt klager ontvankelijk in het beroep geacht.
Klager voldoet aan de criteria om hem in een longstayvoorziening te plaatsen. Hij is langdurig behandeld in meerdere klinieken zonder substantiële verandering. Tijdens zijn eerste tbs-oplegging is hij meerdere keren ontvlucht en heeft hij meerdere
nieuwe delicten gepleegd. De kernproblematiek is niet veranderd. Uit de NIFP-rapportages volgt dat het recidiverisico hoog is gebleven. De LAP heeft geoordeeld dat in redelijkheid tot een longstayindicatie is gekomen.
Het beleidskader longstay forensische zorg was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet in werking getreden. Daarbij komt dat een longcareplaatsing praktisch onmogelijk is. Er zijn weinig longcareplaatsen beschikbaar en in verband met het hoge
beveiligingsniveau, dat bij klager noodzakelijk is, ligt een longcareplaatsing niet voor de hand. Verwezen wordt naar 07/2962/TB.
De positieve ontwikkeling die opgemaakt kan worden uit de stukken uit 2006/2007, heeft uiteindelijk niets opgeleverd voor wat betreft klagers delictgevaarlijkheid en behandelmogelijkheden.

4. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat niet vast is komen staan op welke datum de beslissing van 15 mei 2009 aan klager is uitgereikt. Om die reden kan niet worden gesteld dat klager het beroep niet zo tijdig mogelijk heeft ingediend.
De beroepscommissie zal klager het voordeel van de twijfel geven en hem ontvangen in het beroep.

De beroepscommissie stelt voorop dat zij van oordeel is dat de verantwoordelijkheid voor de compleetheid van de processtukken ligt bij de procespartijen.
In dit geval heeft de Staatssecretaris aangegeven dat ontbrekende processtukken dienden te worden opgevraagd bij de inrichting van verblijf. Meermalen zijn de ontbrekende stukken door het secretariaat van de Raad opgevraagd, maar de inrichting van
verblijf heeft enkel stukken uit de jaren 2004, 2008 en 2009 verstrekt.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had de Staatssecretaris zorg dienen te dragen voor het aanleveren van de ontbrekende stukken. Nu door klagers raadsman de ontbrekende stukken uit 2006 en 2007 alsnog aan de beroepscommissie zijn overgelegd, kan
dit punt verder buiten beschouwing blijven.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in haar overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien hij conform
‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, het behandeltraject niet heeft geresulteerd in een substantiële vermindering van het delictgevaar en de op verandering gerichte behandelingsprognose
ongunstig is. Voorts dient er geen mogelijkheid te zijn tot plaatsing in de GGz vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

De uitgebrachte rapportages en adviezen omtrent klagers diagnose, behandelbaarheid en delictgevaarlijkheid waaronder de aanmelding voor de longstayplaatsing van 23 juli 2007, het advies van de LAP van 27 november 2008 zijn naar het oordeel van de
beroepscommissie voldoende zorgvuldig tot stand gekomen en kunnen betrokken worden bij de vraag naar de noodzaak om klager te doen verblijven in een longstayvoorziening,

In opdracht van het ministerie van Justitie is op respectievelijk 14 november 2008 en 17 november 2008 door de psychiater [...] en de psycholoog [...]advies uitgebracht voor wat betreft de longstayplaatsing. In deze pro justitia longstayadviezen is
geconcludeerd dat klager een ‘state of the art’ behandeling is geboden en dat er sprake is van een hoog recidiverisico voor wat betreft seksueel en gewelddadig gedrag. Onvoldoende verdere behandelmogelijkheden worden gezien ondanks klagers motivatie.
Niet uitgesloten wordt dat in de toekomst wel nieuwe behandelmogelijkheden/technieken kunnen worden geboden. Het noodzakelijke niveau zorgbehoefte wordt gemiddeld en het niveau van beveiligingsbehoefte wordt hoog geacht.

In haar advies van 27 november 2008 heeft de LAP aangegeven dat de eerdere resocialisatiepoging, die is ondernomen tijdens klagers eerste tbs, is uitgemond in ernstige recidive en dat een tweede resocialisatiepoging niet verantwoord is gebleken. De LAP
ziet momenteel geen behandelmogelijkheden om de prognose in gunstige zin bij te stellen, maar sluit ook niet uit dat in de toekomst nieuwe behandeltechnieken/
inzichten ontstaan die verantwoorde resocialisatie mogelijk maken.
De LAP onderschrijft het gemiddelde niveau aan zorgbehoefte en het hoge niveau aan beveiligingsbehoefte.

Uit de door de raadsman overgelegde stukken: een behandelrapportage van 23 juli 2007, met daarbij onder meer gevoegd het laatste verlengingsadvies, het behandelplan en de risicotaxatie, de behandelrapportage/tweede verlengingsadvies van 3 september
2007, met daarbij onder meer gevoegd de wettelijke aantekeningen, en het verplegings- en behandelingsplan juli 2006 tot en met juni 2007, volgt weliswaar dat er op 26 januari 2006 een tussentijdse evaluatie is geweest die overwegend positief was, maar
volgen verder geen wezenlijk andere conclusies dan in de hiervoor aangehaalde rapportages.
Ook in 2006 en 2007 is sprake van ongewijzigde kernproblematiek en een onverminderd hoog recidiverisico. Ook in deze stukken wordt een longstayplaatsing aangekondigd. Aangegeven is dat voor plaatsing in longcarevoorzieningen onbegeleide verloven
noodzakelijk zijn en dat dit bij klager niet tot de mogelijkheden behoort, waarmee de mogelijkheden tot resocialisatie vervallen.
Voor zover er sprake is van verlofmogelijkheden is er in de stukken enkel sprake van een begeleid verlofsituatie, die overigens ook in een longstayvoorziening tot de mogelijkheden zou kunnen behoren.

Uit de opsomming van de geraadpleegde stukken in de LAP-rapportage van 27 november 2008 volgt dat de LAP geen kennis heeft genomen van de door de raadsman overgelegde stukken uit 2006 en 2007. De beroepscommissie acht dit onterecht, maar is in dit
geval
van oordeel dat, nu uit deze stukken ten aanzien van het delictrisico en de prognose geen wezenlijk ander beeld volgt dan geschetst in de stukken waar de LAP wel de beschikking over had, zij hieraan voorbij kan gaan.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen kan de beslissing om klager thans in een longstayvoorziening van de Pompestichting te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Naar
het oordeel van de beroepscommissie is er geen reden gebleken om klager nader te laten onderzoeken door een onafhankelijke gedragsdeskundige of door het PBC.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Overigens merkt de beroepscommissie nog op dat de psychiater [...], de psycholoog [...] en de LAP niet uitsluiten dat er in de toekomst nieuwe behandelmogelijkheden/technieken beschikbaar komen die een verantwoorde resocialisatie mogelijk zouden kunnen
maken.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart. het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, de heer J.L. Brand en mr. drs. T.A.M. Louwe, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 2 november 2009

secretaris voorzitter

Naar boven