Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/2297/TB, 21 december 2000, beroep
Uitspraakdatum:21-12-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/2297/TB

betreft: [klager] datum: 21 december 2000

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep, ingediend doormr. P.J. Stronks, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft bij beslissing d.d. 31 oktober 2000, naar aanleiding van de bij uitspraak d.d. 14 september 2000 (00/502/TB) van de beroepscommissie gegeven opdracht om zo spoedig mogelijk met inachtneming van die uitspraak eennieuwe beslissing te nemen, opnieuw beslist tot klagers plaatsing in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht).

2. De procedure
De beroepscommissie heeft andermaal kennis genomen van de onderliggende stukken inzake haar uitspraak d.d. 14 september 2000 (00/502/TB). De inhoud van die uitspraak dient als herhaald te worden beschouwd.

De beroepscommissie heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:
- het beroepschrift d.d. 7 november 2000 van klager, namens hem ingediend door zijn bovengenoemde raadsman, waarbij hij in beroep komt tegen de beslissing d.d. 31 oktober 2000 van de Minister tot zijn plaatsing in Veldzicht,ingekomen op het secretariaat d.d. 7 november 2000;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 6 december 2000 van de Minister over de aangevochten beslissing.

Klager is, bijgestaan door mr. J.J.J.L. Maalsté, kantoorgenoot van klagers raadsman, ter zitting van 15 december 2000 gehoord door de beroepscommissie. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

De Minister was verhinderd ter zitting aanwezig te zijn en heeft zijn standpunt in beroep nader toegelicht bij schrijven d.d. 13 december 2000.

3. De feiten
Klager is op 1 december 1999 in Veldzicht geplaatst. Op 3 maart 2000 heeft de Minister beslist deze plaatsing middels een beschikking te formaliseren. Bij uitspraak d.d. 14 september 2000 (00/502/TB) heeft de beroepscommissieklagers beroep tegen die beslissing op zowel formele als materiële gronden gegrond verklaard en de Minister opgedragen om met inachtneming van die uitspraak zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing te nemen. Voorts heeft deberoepscommissie daarin bepaald dat klager in verband met de formele gegrondverklaring van het beroep een tegemoetkoming van
f. 100,= toekomt, alsmede dat bij afzonderlijke uitspraak een beslissing zal worden gegeven omtrent de vanwege de materiële gegronverklaring toe te kennen tegemoetkoming nadat de Minister daaromtrent is gehoord. De Minister is in degelegenheid gesteld zijn visie daaromtrent te geven, maar heeft daarvan tot op heden geen gebruik gemaakt.
De Minister heeft op 31 oktober 2000 opnieuw beslist dat klager in Veldzicht wordt geplaatst.

4. De standpunten
Het standpunt van klager
Klager kan zich niet verenigen met de beslissing d.d. 31 oktober 2000 hem in Veldzicht te plaatsen. Het Meijers Instituut (MI) heeft de Minister geadviseerd klager te plaatsen in een steunend, structurerend sociotherapeutischmilieu, waarbinnen hij het nodige vertrouwen kan opbouwen, en heeft de verwachting uitgesproken dat klager bij een langer verblijf in een zodanige setting in staat zal zijn tot enige kritische zelfreflectie. Hij kan binnen eenoverzichtelijke structuur redelijk goed functioneren, maar raakt verward als hij de controle kwijt raakt en is dan niet in staat om iets te ondernemen. Wanneer hij onder stress komt te staan functioneert hij beduidend slechter. Danraakt zijn realiteitszin enigszins gestoord. Aldus het MI.
De Minister heeft dit advies volledig in de wind geslagen door klager in Veldzicht te plaatsen. Veldzicht is voor hem geen steunende en structurerende setting. Zoals ook reeds in de vorige beroepszaak is aangevoerd kan klager nietin deze inrichting functioneren. Het delict heeft in de nabije omgeving van Veldzicht plaatsgehad. Personeelsleden in Veldzicht kunnen relaties zijn van klager of diens familie of kunnen anderszins weten wat er gebeurd is. Desituatie is te close en het gebeurde is te vers. Het is voor klager daardoor te moeilijk om in Veldzicht een behandeling op te starten. Zijn bezwaren hebben hun weerslag op klagers gemotiveerdheid voor en vertrouwen in eenbehandeling door Veldzicht. Klager gaat hier psychisch achteruit en krijgt nu ook lichamelijke klachten. Hij beleeft zijn situatie als uitzichtloos en heeft het gevoel dat hij er aan onderdoor gaat. Veldzicht kan ook bevestigen dathet niet goed gaat.
Bij haar vorige uitspraak d.d. 14 september 2000 (00/502/TB) heeft de beroepscommissie klagers bezwaar in aanmerking genomen en gehonoreerd, heeft zij het beroep niet alleen op formele gronden maar ook op materiële gronden gegrondverklaard en heeft zij de Minister opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.
Klager kan de nieuwe beslissing van de Minister niet begrijpen. De Minister heeft dezelfde beslissing genomen, zij het uitvoeriger gemotiveerd. De huidige beslissing is algemeen geformuleerd; niet blijkt dat klagers persoonlijkeomstandigheden in aanmerking zijn genomen. Daarmee is niet tegemoetgekomen aan klagers inhoudelijke bezwaren en aan de beslissing van de beroepscommissie. Het vormverzuim en de schending van het zorgvuldigheidsbeginsel ten tijde vande plaatsing van klager in Veldzicht kunnen door de onderhavige beslissing ook niet worden goedgemaakt.
In de schriftelijke toelichting van de Minister d.d. 6 december 2000 stelt de Minister dat tijdens het intramurale verblijf van klager in de kliniek de confrontatie met de plaats van het delict en met buurtbewoners niet aan de ordeis. De Minister miskent daarmee klagers voormelde bezwaren. Klager is geschokt door de wijze waarop de Minister zijn bezwaren heeft weggeschreven. De continuering van klagers verblijf in Veldzicht is niet in het belang van desamenleving en niet in klagers belang. Omdat hij in beginsel voor een forensisch psychiatrische kliniek is geselecteerd zou hij geplaatst willen worden in De Grote Beek in Eindhoven.
Klager hoopt dat de beroepscommissie versneld zal beslissen op het onderhavige beroep en vraagt de beroepscommissie de Minister op te dragen klager binnen een door de beroepscommissie te stellen termijn in een andere inrichting teplaatsen.

Het standpunt van de Minister
De Minister heeft gemeend dat aan de materiële gegrondverklaring van klagers eerdere beroep ten grondslag lag een oordeel van de beroepscommissie dat de beslissing d.d. 3 maart 2000 tot klagers plaatsing in Veldzicht oponzorgvuldige wijze tot stand was gekomen en onvoldoende was gemotiveerd. Derhalve is de nieuwe, meer uitvoerig geformuleerde beslissing d.d. 31 oktober 2000 nog immer gericht op klagers plaatsing in Veldzicht. Hierbij is mede inaanmerking genomen dat volgens de Minister op inhoudelijke gronden geen reden bestaat om af te wijken van de eerdere beslissing d.d. 3 maart 2000. Zoals in de reactie op het beroep 00/502/TB reeds is aangegeven, was na afwijzing vanhet verzoek opname door de Forensisch Psychiatrische Kliniek Assen een spoedige plaatsing van klager geïndiceerd, gelet op het feit dat klager reeds lange tijd in de veronderstelling verkeerde op korte termijn in een tbs-inrichtingte worden opgenomen. Het MI heeft de selectieprocedure wederom opgestart. Bezien werd of klager in Veldzicht kon worden opgenomen. Aan de aanbieding door het MI ging, zoals gebruikelijk, een toetsing aan een aantal criteria vooraf.Door de terzake deskundigen werd bij de selectie onder meer meegewogen of er qua diagnostiek, intelligentie en beheers- en vluchtrisico sprake was van contra-indicaties ten aanzien van plaatsing van klager in Veldzicht. Daarvan wasvolgens het MI geen sprake. Evenmin werd er in hetgeen door klager in reactie op het plaatsingsvoorstel werd aangegeven aanleiding gezien om een andere kliniek te benaderen met het verzoek klager op te nemen. Hierbij speelde tevenseen belangrijke rol dat Veldzicht in staat was klager op korte termijn op te nemen. Veldzicht heeft bezien of opname van klager op problemen zou kunnen stuiten, maar daarvan is niet gebleken. Het door klager aangevoerde bezwaartegen zijn plaatsing in Veldzicht vormt overigens voor de Minister nimmer een reden om bij voorbaat van plaatsing in de betreffende inrichting af te zien, aangezien het tot de deskundigheid van de inrichting behoort om te beoordelenof een dergelijk gegeven een vruchtbare behandeling belemmert. Slechts indien die inrichting een dergelijk bezwaar onderschrijft, wordt bezien op welke wijze daarmee rekening kan worden gehouden. Daarbij speelt tevens een rol dat dekliniek de nodige alternatieven kan aanwenden wanneer duidelijk wordt dat de geografische nabijheid van de plaats waar het delict is begaan een onoverkomelijk beletsel vormt voor de voortgang in de behandeling. Zo is het mogelijk omde resocialisatie in een andere omgeving vorm te geven. De resocialisatiefase met daaraan gekoppelde vrijheden is overigens pas aan de orde wanneer de intramurale fase in de inrichting naar tevredenheid is verlopen. Tijdens hetintramurale verblijf is confrontatie met de plaats van het delict en met buurtbewoners derhalve niet aan de orde. Daarnaast heeft Veldzicht de mogelijkheid om in overleg met een andere tbs-inrichting plaatsing elders tebewerkstelligen in het kader van ruiling of herplaatsing, waartoe het initiatief bij Veldzicht ligt.
Volgens de Minister is de selectie en plaatsing in Veldzicht voldoende zorgvuldig totstand gekomen en is de beslissing klager in Veldzicht te plaatsen voldoende onderbouwd.
Thans kan nog geen concrete mededeling worden gedaan over de door de beroepscommissie gevraagde visie van de Minister inzake een aan klager toe te kennen tegemoetkoming in verband met de materiële gegrondverklaring van het eerdereberoep 00/502/TB. Zodra dit mogelijk is, zal de beroepscommissie terzake worden geïnformeerd.
5. De beoordeling
Bij uitspraak d.d. 14 september 2000 heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in Veldzicht op zowel formele als materiële gronden gegrond verklaard en de bestreden plaatsingsbeslissing vernietigd.De formele gegrondverklaring hield verband met het klager niet tijdig informeren over de plaatsingsbeslissing, de materiële gegrondverklaring met het onzorgvuldig, onredelijk en onbillijk achten van de plaatsingsbeslissing door deberoepscommissie op de in die uitspraak genoemde gronden. De beroepscommissie heeft de Minister opgedragen om zo spoedig mogelijk met inachtneming van die uitspraak een nieuwe beslissing te nemen omtrent klagers plaatsing in eentbs-inrichting, waarbij in de bewoordingen van de beslissing niet gelezen kan worden dat met een betere motivering van de bestreden beslissing kon worden volstaan.

De Minister meent aan die opdracht te hebben voldaan door het nemen van de thans bestreden beslissing d.d. 31 oktober 2000 tot klagers plaatsing in Veldzicht.

De eerdere uitspraak d.d. 14 september 2000 van de beroepscommissie brengt, in het verlengde van het daarin gegeven inhoudelijke oordeel over de beslissing klager in Veldzicht te plaatsen, mee dat de thans bestreden beslissingeveneens onredelijk en onbillijk is. Derhalve is ook het onderhavige beroep materieel gegrond.
In het licht van het vorenstaande is er geen ruimte voor toetsing van de bestreden beslissing aan de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, BVT (hoor- en informatieplicht).

Gelet op het vorenstaande dient de plaatsingsbeslissing d.d. 31 oktober 2000 eveneens te worden vernietigd.
De Minister zal wederom worden opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak en die van 14 september 2000 een nieuwe beslissing te nemen omtrent de plaatsing van klager in een tbs-inrichting. Zij gaat er daarbij vanuit datklager in een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst. In het licht van de lange duur van klagers selectie- en plaatsingsprocedure dient deze nieuwe beslissing binnen een maand na ontvangst van deze uitspraak te worden genomen endient de plaatsing binnen drie maanden na ontvangst van deze uitspraak te zijn gerealiseerd.

Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal omtrent de hoogte van de in deze vast te stellentegemoetkoming afzonderlijk beslissen, tegelijk met de aangehouden beslissing terzake in klagers beroep 00/502/TB.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op om met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen binnen een maand na ontvangst van deze uitspraak.
Zij verzoekt de Minister bij het geven van zijn visie inzake de toe te kennen tegemoetkoming ingevolge de uitspraak d.d. 14 september 2000 (00/502/TB) tevens de onderhavige uitspraak te betrekken.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.L. Brand en prof. dr. L.A.J.M. van Eck, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 21 december 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven