Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0502/TB, 14 september 2000, beroep
Uitspraakdatum:14-09-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/502/TB

betreft: [klager] datum: 14 september 2000

U I T S P R A A K

van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), inzake het beroep van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van:

De Minister van Justitie, verder te noemen de Minister.

B E V I N D I N G E N E N O V E R W E G I N G E N :

1. De bestreden beslissing
De Minister heeft op 3 maart 2000 beslist klagers reeds op 1 december 1999 gerealiseerde plaatsing in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht) te formaliseren.

2. De procedure
De beroepscommissie heeft kennis genomen van onder meer de navolgende stukken:
- het beroepschrift d.d. 15 maart 2000 van klager, waarbij hij in beroep komt tegen de beslissing d.d. 3 maart 2000 van de Minister tot zijn plaatsing in Veldzicht, ingekomen op het secretariaat d.d. 21 maart 2000;
- de schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 7 juni 2000 van de Minister.

Klager is ter zitting van 25 juli 2000 door de beroepscommissie gehoord.
De Minister is in de gelegenheid gesteld zijn standpunt mondeling toe te lichten, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

3. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar met aftrek én ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (tbs). Als datum voorde bepaling van klagers plaats op de wachtlijst voor selectie voor en plaatsing in een tbs-inrichting is 19 mei 1998 gehanteerd. Klagers tbs is aansluitend aan de v.i.-datum op 24 december 1998 aangevangen.
Klager heeft van 10 december 1998 tot 12 februari 1999 ter selectie verbleven in het Dr. F.S. Meijers Instituut (MI) te Utrecht. Bij brief van 17 februari 1999 heeft het MI de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) Assen verzochtklager op te nemen. De FPK was daartoe bereid onder condities waarmee de Minister niet heeft ingestemd. Naar aanleiding daarvan heeft de FPK bij brief van 23 september 1999 het MI bericht niet tot opname van klager te kunnenovergaan.
Vervolgens heeft het MI bij brief d.d. 13 oktober 1999 het Forensisch Psychiatrisch Instituut (FPI) De Rooyse Wissel te Venray verzocht klager op te nemen. Aangezien laatstgenoemde inrichting niet op korte termijn tot opname vanklager kon overgaan, heeft het MI bij brief d.d. 26 november 1999 vervolgens Veldzicht verzocht klager op te nemen. Klager is op 1 december 1999 in Veldzicht geplaatst.
Bij brief van 3 maart 2000 heeft het MI de Minister geadviseerd deze plaatsing middels een beschikking te formaliseren. De Minister heeft conform dit advies beslist.

4. De standpunten
4.1. Het standpunt van klager
Klager kan zich niet verenigen met zijn plaatsing in Veldzicht. Zijn selectie is "een zieke zooi" geweest. Hij voelt zich als vuilnis behandeld en is mede daardoor heel diep teleurgesteld in Justitie. Klager heeft de Minister perbrief gevraagd waarom zijn selectieprocedure zo lang moest duren, maar deze heeft hem maar aan laten modderen. Op een gegeven moment is hem gewoon gezegd dat hij naar Veldzicht ging en is hij in een busje geplaatst. Hij had niets tevertellen. Men is in zijn selectieprocedure voorbijgegaan aan het feit dat het MI er op heeft aangedrongen dat klager niet in Veldzicht geplaatst moest worden. Kennelijk alleen op grond van de IBO-regeling is hij desondanks toch inVeldzicht geplaatst. Hij verblijft daar nu acht maanden en is daar volledig stuk gelopen. Er hangt daar een waas om hem heen. Dit is het gevolg van frustratie, maar vooral omdat hij daar ontzettend paranoïde is. Veldzicht ligt opongeveer vijf kilometer van de plaats waar hij zijn delict heeft gepleegd. Mensen uit die omgeving werken in Veldzicht. Het is ook gevoelsmatig niet goed om zo dicht in de omgeving van het delict te verblijven. Er komt daar te veelbij hem los en dan ook nog in de buurt van mensen die hij niet zelf heeft uitgezocht. Het feit dat hij paranoïde is heeft geleid en leidt tot spanningen, ook met medebewoners. Hij verblijft tot op heden op dezelfde afdeling inVeldzicht. Hij heeft met de directeur gesproken, maar die negeert klagers problemen. Hij wilde en wil nog steeds graag naar De Rooyse Wissel in Venray. Hij had, achteraf gezien, liever al die maanden gewacht tot een plaats voor hemin De Rooyse Wissel beschikbaar was gekomen. Hij was gemotiveerd voor behandeling en heeft ontzettend zijn best gedaan om zijn selectie zo goed mogelijk te laten verlopen. Door zijn verblijf in Veldzicht is hij totaal stuk gelopenen heeft hij veel meer problemen. Hij moet weg uit die inrichting, omdat hij daar helemaal gek wordt.

4.2. Het standpunt van de Minister
Klager was aanvankelijk op 17 februari 1999 door het MI ter opname aangeboden aan de FPK Assen. Deze FPK heeft in de contacten met de diverse partijen aangegeven bereid te zijn klager op te nemen onder condities, waarmee de Ministerniet heeft ingestemd. Na mededeling daarvan heeft de FPK uiteindelijk op 23 september 1999 afgezien van opname van klager. Vervolgens is klager door het MI ter opname aangeboden aan het FPI De Rooyse Wissel. Deze inrichting zagechter geen mogelijkheden klager op korte termijn te plaatsen. Op 26 november 1999 werd Veldzicht verzocht klager op te nemen. Laatstgenoemde inrichting verklaarde zich bereid tot opname, hetgeen is geëffectueerd op 1 december 1999.Op dat moment had klager bijna 12 maanden als tbs-passant in een penitentiaire inrichting verbleven. Bij brief van 3 maart 2000 heeft het MI de Minister geadviseerd klager in Veldzicht te plaatsen. Deze plaatsing is bij brief d.d. 3maart 2000 geformaliseerd.
In het verzoek opname d.d. 17 februari 1999 is aangegeven dat klager een man is met een ernstige psychiatrische problematiek, die gekenmerkt wordt door een borderline persoonlijkheidsstoornis waarbij psychotische episoden een groteinvloed hebben op zijn beleven en ervaren. Het MI sprak de verwachting uit dat klager in staat zal zijn tot enige kritische zelfreflectie wanneer hij langer verblijft in een steunende, structurerende setting. Ten aanzien van eeneventueel beheers- en vluchtrisico contstateerde het MI geen vermeldenswaardigheden.
Uit klagers reactie op het voorstel hem in Veldzicht te plaatsen bleek dat hij zich machteloos overgeleverd voelde aan de willekeur van diverse instanties en dat hij niet positief stond ten aanzien van plaatsing in Veldzicht geziende verhalen die hij daaromtrent had gehoord alsmede het feit dat het delict door hem in de nabijheid van die inrichting is gepleegd.
Krachtens artikel 12 BVT dient een spoedige opname in een tbs-inrichting bewerkstelligd te worden met inachtneming van de eisen die in artikel 11 BVT gesteld worden. Met klagers plaatsing in Veldzicht is daaraan voldaan.

5. De beoordeling
Klager is aanvankelijk ter opname aangeboden aan de FPK Assen en kon zich blijkens zijn reactie op het verzoek opname d.d. 17 februari 1999 vinden in een opname in die inrichting.
Vast staat dat vertraging in klagers selectie- en plaatsingsprocedure is opgetreden ten gevolge van een principiële strijd tussen de FPK Assen en de Minister omtrent het verbinden van voorwaarden aan opname, alsmede ten gevolge vande omstandigheid dat de inrichting waaraan klager vervolgens ter opname is aangeboden (het FPI De Rooyse Wissel) geen mogelijkheid had klager op korte termijn te plaatsen. Vervolgens is klager op 26 november 1999 ter opnameaangeboden aan Veldzicht. In zijn reactie daarop heeft klager te kennen gegeven een opname in Veldzicht niet te zien zitten omdat dit een inrichting is "waar je lang moet zitten", terwijl die inrichting bovendien "vijf kilometer isvan waar het allemaal gebeurd is en ze me dus allemaal kennen, dat zie ik helemaal niet zitten". Zonder dat klager daarvan tevoren in kennis is gesteld, is hij op 1 december 1999 in die inrichting geplaatst. Op 3 maart 2000 heefthet MI de Minister geadviseerd deze plaatsing middels een beschikking te formaliseren, waaraan de Minister diezelfde dag gevolg heeft gegeven.

Ingevolge het bepaalde in artikel 54, tweede lid, BVT ontvangt een ter beschikking gestelde - voorzover hier van belang - onverwijld en schriftelijk mededeling omtrent de beslissing hem te plaatsen in een tbs-inrichting.
Nu klager zonder enige berichtgeving op 1 december 1999 in Veldzicht is geplaatst en de Minister eerst op 3 maart 2000 een plaatsingsbeslissing heeft afgegeven, moet worden geoordeeld dat de Minister in strijd met deinformatieplicht heeft gehandeld.
Het beroep is derhalve op formele grond gegrond. Klager dient deswege een tegemoetkoming te worden toegekend en de beroepscommissie zal deze vaststellen op
f. 100,=.

Ook inhoudelijk is er aanleiding het beroep gegrond te verklaren.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Minister, op grond van artikel 11, tweede lid, van de BVT in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt,en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

In de rapportage van het MI bij het "verzoek opname" aan de FPK Assen d.d. 17 februari 1999 is onder meer het volgende aangegeven.
Klager is een jongeman die weinig grip heeft op zichzelf en sterk beïnvloed wordt door en afhankelijk is van zijn omgeving. Hij heeft een ernstige psychiatrische problematiek, die gekenmerkt wordt door een borderlinepersoonlijkheidsstoornis waarbij psychotische episoden een grote invloed hebben op zijn beleven en ervaren. Op grond van zijn relatief korte verblijf in het MI wordt de verwachting uitgesproken dat wanneer klager langer verblijft ineen steunende, structurerende setting waarbinnen hij het nodige vertrouwen kan opbouwen, in staat zal zijn tot enige kritische zelfreflectie. Een kernpunt wordt gevormd door klagers innerlijke leegte en gebrekkigeidentiteitsontwikkeling, ten gevolge waarvan hij zijn leven amper richting kan geven en een voortdurend gevoel van onvrede ervaart. Klager is momenteel echter niet in staat de oorzaak hiervan bij zichzelf te zoeken en wijt zijnonvrede aan zijn omgeving (hetgeen ook in het delict een rol speelde en tevens als risico voor recidive wordt gezien). Nauw hieraan verbonden is zijn gebrek aan ambitie, mogelijk voortkomend uit faalangst. In het MI is gebleken datklager binnen een overzichtelijke structuur redelijk goed kan functioneren. Raakt hij echter de controle kwijt, dan raakt hij verward. Zijn realiteitszin raakt dan enigszins gestoord.
Wat betreft de behandeling wordt in eerste instantie gedacht aan een ondersteunend en structurerend sociotherapeutisch milieu met medicamenteuze ondersteuning ten aanzien van depressiviteit. Indien geleidelijk enig ziektebesef en-inzicht tot ontwikkeling komt, kan gedacht worden aan een individueel psychotherapeutisch contact. Wel dient er voor te worden gewaarschuwd dat rekening moet worden gehouden met eventuele suïcidaliteit, gezien de in het verledenmet klager opgedane ervaringen (zeker wanneer klagers delict aan de orde komt).

De beroepscommissie neemt de diagnose van het MI omtrent klagers psychische problematiek als een vaststaand gegeven aan. Ook wat betreft de noodzakelijke behandeling neemt zij het oordeel van het MI als een gegeven aan.

De beroepscommissie acht het ongelukkig en onzorgvuldig dat vanwege de vertraging die klagers selectieprocedure daardoor heeft ondervonden en de onzekerheid waarin klager al die tijd heeft moeten verkeren, de principiële strijdtussen de FPK Assen en de Minister over het verbinden van voorwaarden aan opname over het hoofd van klager werd uitgevochten.
Voorts acht zij het onzorgvuldig dat klager uiteindelijk in Veldzicht is geplaatst zonder dat daaraan op dat moment een gemotiveerde, schriftelijke beslissing ten grondslag lag, zodat ook niet is ingegaan op de door klager naarvoren gebrachte bezwaren tegen zijn plaatsing in Veldzicht. Deze bezwaren had de Minister, gelet op de strekking van de in artikel 53, tweede lid, en artikel 54, tweede lid, BVT neergelegde hoor- en informatieplicht, mee dienen tewegen bij zijn beslissing klager in een bepaalde tbs-inrichting te plaatsen.
De Minister is in zijn plaatsingsbeslissing niet op klagers bezwaren ingegaan. Ook in zijn schriftelijke inlichtingen en opmerkingen d.d. 7 juni 2000 omtrent klagers beroep is de Minister niet gemotiveerd ingegaan op klagersbezwaren, waarvan niet op voorhand kan worden gezegd dat zij van iedere redelijkheid zijn ontdaan. Evenmin heeft de Minister gebruik gemaakt van de geboden gelegenheid ter zitting toe te lichten waarom in klagers bezwaren geen ofonvoldoende aanleiding bestond om tot een andere beslissing te komen dan de beslissing klager in Veldzicht te plaatsen. De Minister is derhalve op geen enkele wijze ingegaan op klagers bezwaren en of de mogelijkheden om daaraaneventueel tegemoet te kunnen komen. Onder deze omstandigheden rest de beroepscommissie niets anders dan als volgt te overwegen en te beslissen.
Met name klagers bezwaar dat is gelegen in de omstandigheden dat hij zijn delict in de omgeving van Veldzicht heeft gepleegd en dat de mensen hem in die omgeving kennen, is een bezwaar waarmee de Minister in het kader van devereiste zorgvuldigheid ten aanzien van plaatsingsbeslissingen naar het oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid rekening had moeten houden, te meer gegeven hetgeen ten aanzien van klager is vermeld inzake diagnose enbehandeling in de hierboven weergegeven rapportage van het MI bij het "verzoek opname" d.d. 17 februari 1999 aan de FPK Assen.
De omstandigheden dat klagers selectie- en plaatsingsprocedure de nodige vertraging had opgelopen doordat twee inrichtingen zich niet bereid hadden verklaard klager op te nemen alsmede dat klagers passantentermijn in december 1999bijna 12 maanden bedroeg, ontslaan de Minister niet van de plicht om de vereiste zorgvuldigheid te betrachten bij de beslissing klager te plaatsen in een tbs-inrichting, overeenkomstig de eisen die in artikel 11 BVT gesteld worden.

Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing klager te plaatsen in Veldzicht in strijd met de BVT en moet deze eveneens als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing teworden vernietigd.
De Minister zal worden opgedragen met inachtneming van deze uitspraak zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing te nemen.

Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal omtrent de hoogte van de in dezevast te stellen vergoeding bij afzonderlijke uitspraak beslissen na de Minister dienaangaande te hebben gehoord.

Op grond van het bovenstaande komt de beroepscommissie tot de volgende beslissing.

6. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële gronden en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op zo spoedig mogelijk een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming in ieder geval op f. 100,=.
Zij bepaalt voorts dat aan klager daarnaast een nader vast te stellen tegemoetkoming wordt toegekend en houdt de uitspraak omtrent de hoogte van de laatstbedoelde tegemoetkoming aan.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 14 september 2000.

secretaris voorzitter

Nummer: 00/502/TB

Betreft: [klager], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden,van 25 juli 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Over-Amstel" te Amsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker
leden: prof. dr. L.A.J.M. van Eck en dr. E. Rood-Pijpers.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. E.W. Bevaart.

Gehoord is klager.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Zijn selectie is "een zieke zooi" geweest. Hij voelt zich als vuilnis behandeld en is mede daardoor heel diep teleurgesteld in Justitie. Klager heeft de Minister per brief gevraagd waarom zijn selectieprocedure zo lang moest duren,maar deze heeft hem maar aan laten modderen. Op een gegeven moment is hem gewoon gezegd dat hij naar Veldzicht ging en is hij in een busje geplaatst. Hij had niets te vertellen. Men is in zijn selectieprocedure voorbijgegaan aan hetfeit dat het MI er op heeft aangedrongen dat klager niet in Veldzicht geplaatst moest worden. Kennelijk alleen op grond van de IBO-regeling is hij desondanks toch in Veldzicht geplaatst. Hij verblijft daar nu acht maanden en is daarvolledig stuk gelopen. Er hangt daar een waas om hem heen. Dit is het gevolg van frustratie, maar vooral omdat hij daar ontzettend paranoïde is. Veldzicht ligt op ongeveer vijf kilometer van de plaats waar hij zijn delict heeftgepleegd. Mensen uit die omgeving werken in Veldzicht. Het is ook gevoelsmatig niet goed om zo dicht in de omgeving van het delict te verblijven. Er komt daar te veel bij hem los en dan ook nog in de buurt van mensen die hij nietzelf heeft uitgezocht. Het feit dat hij paranoïde is heeft geleid en leidt tot spanningen, ook met medebewoners. Hij verblijft tot op heden op dezelfde afdeling in Veldzicht. Hij heeft met de directeur gesproken, maar die negeertklagers problemen. Hij wilde en wil nog steeds graag naar De Rooyse Wissel in Venray. Hij had, achteraf gezien, liever al die maanden gewacht tot een plaats voor hem in De Rooyse Wissel beschikbaar was gekomen. Hij was gemotiveerdvoor behandeling en heeft ontzettend zijn best gedaan om zijn selectie zo goed mogelijk te laten verlopen. Door zijn verblijf in Veldzicht is hij totaal stuk gelopen en heeft hij veel meer problemen. Hij moet weg uit die inrichting,omdat hij daar helemaal gek wordt.

secretaris voorzitter

Naar boven