Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/2161/TP, 15 maart 2004, beroep
Uitspraakdatum:15-03-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/2161/TP

betreft: [klager] datum: 15 maart 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 10 september 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 december 2003, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i. ) Overijssel, locatie Zwolle, zijn namens de Minister van Justitie gehoord dr. [...] en mr. [...]. Hiervan is het aangehechteverslag opgemaakt. Door een misverstand was klager niet op deze zitting aanwezig, waarna zijn verhoor is bepaald op 15 januari 2004.
Klager heeft bijstand gevraagd aan mr. M. Moszkowicz sr. en heeft met het oog hierop uitstel van de verdere behandeling gevraagd, waarop het horen van klager is bepaald op 17 februari 2004. Ter zitting van de beroepscommissie van 17februari 2004, gehouden in de p.i. Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord. Van dit horen is het eveneens aangehechte verslag opgemaakt. Namens genoemde raadsman is bij brief van 12 februari 2004 aan de beroepscommissie berichtdat de raadsman, in overleg met klager, niet bij de behandeling ter zitting aanwezig zou zijn. Klager heeft ter laatstgenoemde zitting nogmaals aanhouding gevraagd in verband met de afwezigheid van zijn raadsman; dit verzoek isafgewezen.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 4 september 2003 verlengd tot en met 2 december 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 19 oktober 2001 ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 11 juni 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende huizen van bewaring, waaronder tot 22 juli2003 op de bijzondere zorgafdeling (b.z.a.) van het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw Vosseveld te Vught. Naar aanleidig van problemen tussen klager en het personeel aldaar is klager op 22 juli 2003 overgeplaatst naar het h.v.b. teGrave. Op 15 augustus 2003 is klager, nadat hij een personeelslid van het h.v.b. te Grave had mishandeld, overgeplaatst naar de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) van de p.i. te Vught. Klagers afzondering op voormelde afdelingheeft geduurd tot 17 oktober 2003. Sinds laatsgenoemde datum verblijft hij op de individuele begeleidingsafdeling (i.b.a.) van het huis van bewaring (h.v.b.) Nieuw Vosseveld te Vught.
De Minister heeft bij beschikking van 16 april 2003 besloten tot plaatsing van klager in het forensisch psychiatrisch centrum Oldenkotte te Eibergen. Ten tijde van de behandeling van het beroep was de plaatsing nog nietgerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft zijn beroep - zakelijk weergegeven - als volgt toegelicht.
Hij is het niet eens met de tbs-maatregel. Hij weet dat hij geselecteerd is voor Oldenkotte, maar daar wil hij niet heen. Klager begrijpt niet waarom de Minister zijn verzoek om naar de Antillen te gaan niet heeft ingewilligd.
Als de tbs ten uitvoer moet worden gelegd is het onredelijk dat hij zo lang in een p.i. op plaatsing in een tbs-inrichting moet wachten. Klager heeft diverse tbs-gestelden zien vertrekken om geplaatst te worden. Hij denkt dat diepersonen korter op plaatsing hebben gewacht. Klagers beroep gaat over de vierde verlenging van zijn passantentermijn. Nadien is tot een vijfde verlenging besloten. Plaatsing in een tbs-inrichting was, op grond van de regelingFokkens, in klagers geval al mogelijk nadat hij een derde deel van zijn gevangenisstraf had ondergaan. Klager wenst een tegemoetkoming te ontvangen terzake van het lange wachten op plaatsing. In het kader van de voorafgaandebeslissing tot verlenging van zijn passantentermijn is hem namens de Minister een vaststellingsovereenkomst aangeboden met een financiële vergoeding voor het wachten. Klager wil die overeenkomst niet tekenen, omdat hij zijnsinziens, als nader toegelicht, vanaf een eerdere datum dan de door de Minister genoemde recht heeft op een vergoeding en omdat hij het aangeboden bedrag veel te laag vindt.
Klager heeft het verblijf op de l.a.a. ervaren alsof hij bijna dood ging. Hij gebruikt nooit medicatie.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende naar voren gebracht.
De verlengingsbeslissing dateert van 2 september 2003. Op 10 september 2003 is het beroepschrift op het secretariaat van de Raad ontvangen. Gerefereerd wordt aan het oordeel van de beroepscommissie voor wat betreft het antwoord opde vraag of klager ontvankelijk is in het beroep.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, nu klager abusievelijk is gehoord met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn met een tijdvak van 26 september 2003 tot en met 24 december 2003 en hij gehoord had moeten terzake vande verlenging van de passantentermijn van 4 september 2003 tot en met 2 december 2003.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing verbleef klager 15 maanden in een p.i.. Gelet op de duur van de passantentermijn is klager bij brief d.d. 27 mei 2003 een aanbod totfinanciële tegemoetkoming gedaan. Van dit aanbod heeft klager gebruik gemaakt waarna hem een vaststellingsovereenkomst is toegezonden, die nog niet retour is ontvangen.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen, die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van verblijf, een i.b.a., geen signalen ontvangen dat klagers situatie daaronhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moest worden gesproken. Klager doet het goed op de i.b.a. en is ingesteld op medicatie. Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 29 oktober 2003 is klagers psychischeconditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt. Klager staat hoog op de wachtlijst voor Oldenkotte. In verband met teruggedraaide proefverloven is er echter bij Oldenkotte stagnatieopgetreden in de uitstroom, hetgeen voor de instroom ook weer vertraging oplevert.

4. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht en wijst derhalve klagers aanhoudingsverzoek af.

De bestreden beslissing is aan klager uitgereikt op 2 september 2003. Klagers beroepschrift is gedateerd 3 september 2003 en op het secretariaat van de Raad ontvangen op 10 september 2003. Vast staat derhalve dat het beroep een dagte laat is ingesteld. Niet is gebleken dat de te late ontvangst van het beroepschrift aan klager is toe te rekenen. Derhalve is de beroepscommissie van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen.

Klager is op 25 augustus 2003 gehoord over de verlenging van de passantentermijn. Abusievelijk is hem hierbij medegedeeld dat dit een verlenging van de passantentermijn met het tijdvak van 26 september 2003 tot en met 24 december2003 betrof, terwijl klager gehoord had dienen te worden met betrekking tot de verlengingsperiode van 4 september 2003 tot en met 2 december 2003. Klager is wel tijdig, op 2 september 2003, geïnformeerd terzake van de verlenging vande passantentermijn met het juiste tijdvak.
Nu niet is voldaan aan de in artikel 53, tweede lid, Bvt neergelegde hoorplicht, is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond te worden vernietigd.
Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van capaciteitstekort in de tbs-inrichtingen nog niet is geplaatst in een tbs-inrichting.
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een p.i. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing 15 maanden als tbs-passant in een p.i. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in ditgeval als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn ook op materiële gronddient te worden vernietigd.

In de over klager uitgebrachte rapportage Pro Justitia d.d. 26 november 2000 wordt in diagnostisch opzicht gesproken van een man met een ernstige borderline- en paranoïde persoonlijkheidsstoornis en randbegaafdheid.
Ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing verbleef klager niet op een i.b.a., zoals de Minister aanvoert, maar op de l.a.a. omdat zijn situatie in het h.v.b. te Grave onhoudbaar was gebleken, nadat klager aldaar eenpersoneelslid had mishandeld.
Uit de medische verklaring d.d. 29 oktober 2003 betreffende psychiatrisch onderzoek van klager op deze datum door een psychiater van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Den Bosch blijkt het volgende. De medische dienst van dep.i. te Vught heeft aan de psychiater medegedeeld dat klager de hem aangeboden medicatie niet wenst in te nemen. Klager heeft geen ziekte-inzicht. De psychiater heeft geconstateerd dat er sprake was van een actief psychotischtoestandsbeeld. De oorzaak voor deze decompensatie was niet duidelijk te krijgen. Gelet op klagers recente overplaatsingen leek het de psychiater aannemelijk dat klager geruime tijd niet goed heeft gefunctioneerd. De psychiaterbeschouwt klager als verminderd detentiegeschikt en acht een plaatsing op een i.b.a. zeker geïndiceerd.
Klager heeft ter zitting verklaard dat hij nooit medicatie gebruikt.
De beroepscommissie acht klager, het hiervoor overwogene in onderlinge samenhang en verband beziend, dusdanig verminderd detentiegeschikt dat gesproken dient te worden van detentieongeschiktheid. Zij is van oordeel dat de psychischeconditie van klager ten tijde van het nemen van de bestreden verlengingsbeslissing zodanig was dat een verder verblijf in een p.i. als onverantwoord moest worden beschouwd. Dit brengt mee dat klager bij voorrang diende te wordengeplaatst in een tbs-inrichting.
De bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn dient derhalve ook wegens detentieongeschiktheid van klager te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager metvoorrang daad-werkelijk in het forensisch psychiatrisch centrum Oldenkotte te Eibergen dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de tevens op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager ook terzake een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichtingdaadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op zowel formele als materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
a) € 50,= en
b) € 600,= per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager als tbs-passant in een p.i. 12 maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedragna het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een p.i. wordt verhoogd met een bedrag van € 125,= per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, drs. B. van Dekken en mr.dr. E.J. Hofstee, leden, in tegenwoordigheid van mr. Chr.F. Swart-Babbé, secretaris, op 15 maart 2004.

secretaris voorzitter

nummer: 03/2161/TP
betreft [...], verder te noemen klager.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 17 februari 2004, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: drs. B. van Dekken en mr. dr. E.J. Hofstee.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. Chr.F. Swart-Babbé.

Gehoord is klager. Van klagers raadsman mr. M. Moszkowicz sr. is bericht binnengekomen dat hij, in overleg met klager, niet ter zitting aanwezig zal zijn.

Klager heeft - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Mijn advocaat mr. M. Moszkowicz sr. dient mij bij te staan. Ik heb hem daartoe veel geld overgemaakt. Ik vraag verdere aanhouding van mijn verhoor opdat dit in aanwezigheid van mijn advocaat kan plaatsvinden.

De voorzitter deelt namens de beroepscommissie mee dat, ook gezien de brief van mr. Moszkowicz, nogmaals aanhouden niet zinvol is en de afdoening van de zaak te zeer zou vertragen.

Klager heeft verder - zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht.
Ik ben het niet eens met de tbs-maatregel. Ik weet dat ik geselecteerd ben voor Oldenkotte, maar daar wil ik niet heen. In 2001 was er sprake van dat ik in Venray zou worden geplaatst. Ik begrijp niet waarom de Minister mijn verzoekom naar de Antillen te gaan niet heeft ingewilligd.
Als de tbs ten uitvoer moet worden gelegd is het onredelijk dat ik zo lang in een p.i. op plaatsing in een tbs-inrichting moet wachten. Ik heb diverse tbs-gestelden zien vertrekken om geplaatst te worden. Ik denk dat die personenkorter op plaatsing hebben gewacht. Mijn beroep gaat over de vierde verlenging van mijn passantentermijn en inmiddels is tot een vijfde verlenging besloten. Tijdens mijn detentie in Zwolle is mij gezegd dat plaatsing in eentbs-inrichting al mogelijk is nadat een derde deel van de gevangenisstraf is uitgezeten. Ik heb echter mijn hele straf uitgezeten. Ik wens een tegemoetkoming te ontvangen terzake van het lange wachten op plaatsing. In het kader vande voorafgaande beslissing tot verlenging van mijn passantentermijn is mij namens de Minister een vaststellingsovereenkomst aangeboden met een financiële vergoeding voor het wachten. Ik wil die overeenkomst niet tekenen, omdat ikmijns inziens vanaf een eerdere datum dan de door de Minister genoemde recht heb op een vergoeding en omdat ik het aangeboden bedrag veel te laag vindt. Ik begin te tellen vanaf augustus 2002, in verband met de Fokkens-regeling. Detegemoetkoming behoort na zes maanden wachten op fl. 50,-- per dag te worden gesteld en na tien maanden wachten op fl. 100,-- per dag.
Ik heb heel lang op de landelijke afzonderingsafdeling gezeten, voor mijn gevoel tot ik bijna dood ging. De psychiater die de medische verklaring over mij heeft uitgebracht is niet van buiten, maar werkt in de p.i. Vught. Ik heballeen in verband met de medische verklaring contact met die psychiater gehad.

Ik gebruik nooit medicatie. De medicatie die ik voor mijn astma nodig heb, krijg ik niet.

secretaris voorzitter

Naar boven