Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/3027/GA, 22 april 2004, beroep
Uitspraakdatum:22-04-2004

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/3027/GA

betreft: [klager] datum: 22 april 2004

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 29 december 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 15 december 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouwe mr. E.C. Gelok om het beroep schriftelijk toe te lichten. Deberoepscommissie heeft voorts, ten aanzien van de onderdelen a en b van het hierna te vermelden beklag, de directeur van de locatie Oosterhoek te Grave op 23 maart 2004 in de gelegenheid gesteld om een nadere reactie te geven op hetbeklag. De directeur heeft daarop bij schrijven van 25 maart 2004 gereageerd. Een afschrift van die reactie is op 29 maart 2004 ter kennisneming gezonden aan klager en zijn raadsvrouwe. Op 2 april 2004 is bij de Raad eenschriftelijke reactie van klager ontvangen op het schrijven van de directeur d.d. 25 maart 2004. Deze is ter kennisneming toegezonden aan de directeur van de locatie Oosterhoek.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft
a. de ordemaatregel van 28 augustus 2003 van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, ingaande 29 augustus 2003, in afwachting van herselectie, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werdgelegd op de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) van de p.i. Vught, wegens fysieke agressie jegens het personeel, de ernstige verstoorde relatie met het personeel, klagers persoonlijkheid en het belang van de orde en veiligheidin de inrichting;
b. de verlengingen van voormelde ordemaatregel van 11 september 2003, 25 september 2003 en 9 oktober 2003, telkens voor de duur van veertien dagen;
c. de weigering klagers spullen na te sturen na zijn overbrenging naar de p.i. Vught; en
d. de weigering om de schriftelijke mededeling van de ministeriële beslissing de passantentermijn van klager met drie maanden te verlenging uit te reiken.

De beklagrechter heeft klager op alle onderdelen niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Hij heeft van 15 augustus 2003 tot 17 oktober 2003 in de isoleercel verbleven, waarbij de verlengingsbeslissingen steeds zijngebaseerd op het rapport van 14 augustus 2003, terwijl de directeur heeft verzuimd conform artikel 24, zesde lid, Pbw de commissie van toezicht te waarschuwen.
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Onderdelen a en b.
Op de schriftelijke mededeling van de beslissing ex artikel 52, eerste en tweede lid, Pbw d.d. 15 augustus 2003 ontbreekt de datum van uitreiking. Van de verlengingsbeslissingen ontbreken de schriftelijke mededelingen, zodat debeklagrechter niet heeft kunnen vaststellen dat deze bestreden beslissingen niet door de directeur van de p.i. Vught genomen zijn. De beklagrechter heeft het beklag terzake van de afzondering ten onrechte niet-ontvankelijkverklaard.
Onderdeel c.
Bij herhaling heeft klager geklaagd dat hij zijn persoonlijke spullen uit Grave niet kreeg. Een (vermeende) beslissing ter zake van het nasturen of in ontvangst nemen van klagers spullen valt onder de reikwijdte van artikel 60,eerste lid, Pbw. Zo er algemene regelgeving terzake zou bestaan is het beklag op dit onderdeel toch ontvankelijk, aangezien bij oplegging van de afzonderingsmaatregel in aansluiting op de disciplinaire straf reeds duidelijk was datklager niet naar Grave zou terugkeren. Ten tijde van de uitspraak van de beklagrechter was bekend dat klager langdurig, ten minste tot 17 oktober 2003, afgezonderd is geweest in de l.a.a., zodat de beklagrechter klagers verzoek totnazending van zijn spullen had dienen aan te merken als een verzoek om op grond van die bijzondere omstandigheden bij wijze van uitzondering tot nazending over te gaan. Beklag tegen (het uitblijven van) een beslissing op eendergelijk verzoek is wel degelijk ontvankelijk.
Onderdeel d.
Het niet uitreiken van een ministeriële beslissing klager passantentermijn met drie maanden te verlengen, betreft een jegens klager namens de directeur genomen beslissing, zodat het beklag op dit onderdeel ten onrechteniet-ontvankelijk is verklaard.

De directeur van de p.i. Vught heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt toegelicht.
Klager is op 15 augustus 2003 in de l.a.a. geplaatst. Deze ordemaatregel is op 29 augustus 2003, 12 september 2003 en 10 oktober 2003 verlengd. De schriftelijke mededelingen hiervan zijn op de dag dat de betreffende beschikkinginging, aan klager uitgereikt. Ook is klager bij die gelegenheden gehoord.
Er is niet meer na te gaan of klager destijds heeft verzocht hem in het bezit te (doen) stellen van persoonlijke bezittingen. Hij kon tijdens zijn verblijf in de l.a.a. alleen kleding invoeren tijdens het bezoek. Verder heeft hijgeen extra persoonlijke bezittingen in zijn bezit gekregen tijdens zijn verblijf aldaar. De persoonlijke bezittingen die op de visitatie lagen, zijn na klagers overplaatsing naar de IBA door het IBA-personeel opgehaald en aan klageroverhandigd.

De directeur van de locatie Oosterhoek heeft in beroep het volgende aangevoerd.
De directeur begrijpt dat klager beklag heeft ingediend tegen de beslissing d.d. 28 augustus 2003, strekkende tot oplegging van de ordemaatregel van plaatsing in afzondering ten uitvoer te leggen op de l.a.a. van de p.i. Vught, inafwachting van plaatsing in een andere inrichting, alsmede tegen de verlengingsbeslissingen d.d. 11 september 2003, 25 september 2003 en 9 oktober 2003. Alle beslissingen zijn genomen op gronden zoals verwoord in de betreffendebeslissingen van de directeur van de locatie Oosterhoek.

3. De beoordeling
Ten aanzien van de onderdelen a en b.
De beklagrechter bij de p.i. Vught heeft klager ter zake van de opgelegde ordemaatregel en de verlengingen daarvan niet-ontvankelijk verklaard, nu deze beslissingen niet zijn genomen door de directeur van de p.i. Vught. Deberoepscommissie zal het beklag - om proces-economische redenen - alsnog zelf afdoen. De directeur van de locatie Oosterhoek is in de gelegenheid gesteld te reageren en heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt.

Aan klager is op 28 augustus 2003 de ordemaatregel van plaatsing in afzondering opgelegd. De geldigheidsduur is drie maal met een termijn van veertien dagen verlengd en de maatregel is ten uitvoer gelegd op de l.a.a. te Vught. Redenvoor de oplegging van die ordemaatregel was dat klager fysieke agressie zou hebben toegepast in de richting van personeelsleden, er sprake was van een verstoorde relatie met het personeel en klagers persoonlijkheid zich nietverdroeg met een verder verblijf in de inrichting.
Naar het oordeel van de beroepscommissie zijn de onderhavige beslissingen van de directeur niet in strijd met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl niet kan worden gezegd dat die beslissingen – bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen – onredelijk of onbillijk kunnen worden geacht. Uit de stukken komt genoegzaam naar voren dat aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van de ordemaatregel en de verlengingen daarvan isvoldaan. Het beklag zal daarom ten aanzien van deze onderdelen ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel c.
De beslissing om goederen van een gedetineerde niet na te zenden indien deze – in het kader van de tenuitvoerlegging van een ordemaatregel – (tijdelijk) wordt geplaatst in een andere inrichting, is een beslissing die is voorbehoudenaan de directeur die de ordemaatregel heeft opgelegd. Nu het een beslissing van de directeur van de locatie Oosterhoek betreft, kan de beslissing van de beklagrechter (bij de p.i. Vught) ook op dit onderdeel niet in stand blijven.De beroepscommissie zal ook dit onderdeel van het beklag om proces-economische redenen zelf afdoen. De beslissing van de directeur van de locatie Oosterhoek om klagers goederen niet na te zenden is niet in strijd met een in deinrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl niet kan worden gezegd dat die beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Ion beginsel geldt immers dat deplaatsing in die andere inrichting van korte duur zal zijn en dat de gedetineerde aansluitend ofwel terugkeert naar de inrichting van herkomst ofwel wordt overgeplaatst naar een andere inrichting. Het nasturen van klagers goederennaar een tijdelijke verblijfsinrichting zou enkel onnodige vervoersbewegingen tot gevolg hebben. Het beklag zal daarom ook ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel d.
Overwogen wordt dat het niet uitreiken van een aan klager gerichte schriftelijke mededeling van de minister van justitie een beklagwaardige beslissing oplevert. Klager had in dit onderdeel van zijn beklag dan ook moeten wordenontvangen. In het bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift d.d. 3 september 2003 (03/2161/TP), gericht tegen de ministeriële beslissing d.d. 27 augustus 2003 om de passantentermijn van klager van 4 september 2003 tot3 december 2003 te verlengen, verklaart klager de schriftelijke mededeling op 2 september 2003 te hebben ontvangen. Derhalve is vast komen te staan dat de directeur niet geweigerd heeft hem genoemde schriftelijke mededeling uit tereiken. Het beklag zal op dit onderdeel eveneens ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 april 2004

secretaris voorzitter

Naar boven