nummer: 03/2548/GA
betreft: [klager] datum: 16 maart 2004
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 7 november 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Ter Peel te Sevenum,
gericht tegen een uitspraak d.d. 30 oktober 2003 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klaagster,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2003, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord [...], unit-directeur bij voornoemde locatie.
Hoewel klaagster, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is zij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beschadiging van een radio/cd-speler bij gelegenheid van klaagsters overplaatsing van het detentiecentrum Noorderzand naar de locatie Ter Peel.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en terzake van die gegrondverklaring een tegemoetkoming vastgesteld van € 25,-.
2. De standpunten van de directeur en klaagster
De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Schade ontstaan tijdens het vervoer levert voor de directeur steeds weer een dilemma op. Bij ontvangst wordt voor de ontvangstvan de vervoerde colli getekend, niet voor de inhoud daarvan. Vervolgens wordt de betreffende doos in het bijzijn van de gedetineerde uitgepakt en dan blijkt dat er sprake is van een beschadiging aan een zich in die doos bevindendvoorwerp. Op dat moment kan niet meer worden nagegaan waar de schade is ontstaan. Volgens de regeling zou in dat geval de directeur van de ontvangende inrichting voor de schade moeten opkomen. De directeur is het daar niet mee eens.Het enige geval dat er niet voor ontvangst wordt getekend, is als blijkt van uiterlijke beschadiging van de aangeleverde colli. In alle andere gevallen wordt getekend. In dit geval was er geen sprake van schade aan de doos. Het bijbinnenkomst controleren van de goederen is praktisch niet mogelijk. Het beroep betreft daarom een principieel punt. De ontvangende inrichting moet schadekosten vergoeden terwijl er door de inrichting geen fouten zijn gemaakt. Dedirecteur is op zich van mening dat de gedetineerde niet de dupe mag worden van schade, ontstaan tijdens het vervoer. Maar zij acht het ook niet juist dat de inrichting voor kosten komt te staan terwijl zij daar niets aan kunnendoen. De door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming is nog niet aan klaagster uitgekeerd. Het instellen van beroep heeft immers ten aanzien van de tegemoetkoming een schorsende werking.
Klaagster heeft in beroep het tegenover de beklagcommssie ingenomen standpunt niet toegelicht.
3. De beoordeling
De door de beklagcommissie bij haar beoordeling als uitgangspunt genomen circulaire regeling afhandeling schadegevallen d.d. 13 augustus 1993 met het kenmerk 383893/93/DJ en de circulaire d.d. 20 december 1996 met het kenmerk586080/96/DJI met betrekking tot vrachtvervoer zijn in deze van belang, meer in het bijzonder het bepaalde omtrent de verantwoordelijkheid voor schadegevallen bij overplaatsingen van gedetineerden.
Kennelijk heeft bij het opstellen van de eerste circulaire ter regeling van de deconcentratie van de behandeling van schadeclaims tevens de gedachte voorgezeten te voorkomen, dat schadeclaims zouden gaan “zweven” bij overplaatsingenvan gedetineerden. Dat uitgangspunt brengt mee, dat de ontvangende inrichting na voor ontvangst van de bagagecolli getekend te hebben een eventuele schadeclaim van de overgeplaatste gedetineerde dient af te handelen in die zin, datzij in beginsel aansprakelijk is voor de schade tenzij zij overtuigend kan aantonen, dat haar geen verwijt treft en bovendien kan aangeven waar de schadeoorzaak wel ligt.
Het vorenstaande brengt in dit geval mee, dat klaagster ontvankelijk is in haar beklag tegen de beslissing van de directeur haar schadeclaim af te wijzen en voorts dat het beklag gegrond is; de directeur heeft weliswaar genoegzaamaangetoond, dat haar inrichting geen verwijt treft, maar zij heeft niet aangegeven – daarnaar is wellicht ook geen onderzoek ingesteld – waar de schadeoorzaak dan wel ligt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan daarom – voor zover eenen ander vast is komen te staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. D.J. Dee en mr. J. Lamens, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 16 maart 2004
secretaris voorzitter