nummer: 01/689/TA
betreft: [klager] datum: 17 september 2001
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 11 april 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr.P.B. Martens,
namens,
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 30 maart 2001 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij TBS-Kliniek De Singel te Amsterdam, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie d.d. 17 mei 2001 heeft de beroepscommissie de behandeling van de zaak aangehouden tot 9 augustus 2001. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Ter zitting van de beroepscommissie d.d. 9 augustus 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.B. Martens, en het plaatsvervangend hoofd vanvoormelde tbs-inrichting dhr. [...]. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. klagers separatie ingaande op 2 oktober 2000 voor de duur van één dag met de mogelijkheid van verlenging;
b. klagers separatie ingaande op 3 oktober 2000 tot en met 10 oktober 2000,
wegens voorzover in beroep van belang een mogelijke relatie tussen klager en een stagiaire.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De onrust op de afdeling is ontstaan als gevolg van een geruchtenstroom. Weliswaar bevinden zich bij de stukken twee verklaringen, te weten die van de onderzoekspsycholoog d.d. 29 september 2000 en die van de betreffende
baliemedewerkster d.d. 2 oktober 2000, maar beide verklaringen zijn afkomstig uit één bron, namelijk die van de baliemedewerkster. De onderzoekspsycholoog heeft
zijn verklaring geschreven naar aanleiding van het gesprek met de baliemedewerkster. De vraag is waarom er geen onderzoek naar de vermeende relatie tussen de stagiaire en klager heeft plaatsgevonden toen de stagiaire nog werkzaamwas in de kliniek.
De eigen waarnemingen van de onderzoekspsycholoog hebben plaatsgevonden in het najaar van 1999. In september 2000 wordt door de baliemedewerkster gemeld aan de onderzoekspsycholoog, hetgeen de stagiaire haar tien maanden tevoren ineen benevelde bui heeft toevertrouwd. Gelet op het tijdsverloop dat inmiddels had plaatsgevonden, had het in de rede gelegen om klager eerst te horen en te vragen naar de foto’s en brieven. Pas bij een weigering van klager zou eengrond voor onderzoek van zijn kamer zijn ontstaan. Separatie wordt gelet op de omstandigheden als een te zwaar middel gezien. Onderzoeksbelang vormt volgens de Bvt geen grond voor separatie nu daarmee geen belang is gediend alsbedoeld in art. 32 Bvt. Klager had eerst gehoord dienen te worden en dan in goed overleg had duidelijk moeten worden wat er moest gebeuren.
De verklaring van de baliemedewerkster klopt niet. Zij heeft klager verteld hoe het gesprek tussen haar en de stagiaire is verlopen. De baliemedewerkster vertelde altijd een hoop verhalen over personeelsleden. Zij verwees naarklagers relatie met een arbeidstherapeute in de Van Mesdag Kliniek. Klager is in verband met die relatie overgeplaatst naar De Singel. Klager heeft enkel wat lacherig gereageerd. Het verhaal vormde geen reden voor nader onderzoek inzijn kamer. Klager is heel kort gehoord voordat hij gesepareerd werd en heeft verklaard dat hij niets te verklaren had. Vervolgens is hij direct naar boven geplaatst. Klager had het gevoel op dat moment al veroordeeld te zijn. Op deafdeling is hem gezegd dat zijn verleden in de Van Mesdagkliniek wel heeft meegespeeld. Na de separatie is klager op een lege kamer geplaatst.
Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beslissing van 3 oktober 2000, de verlenging van de separatie, is genomen omdat nader onderzoek noodzakelijk was en ook omdat er sterke drank op klagers kamer was gevonden. Indien de drank niet was gevonden, was in ieder gevalnog nader onderzoek nodig geweest. De fax van de onderzoekspsycholoog en de verklaring van de baliemedewerkster dwongen de directie acuut te handelen. Er diende onderzoek te worden verricht op klagers kamer naar eventuele brieven enfoto’s. De voorgeschiedenis van klager in de Van Mesdagkliniek heeft geen rol gespeeld. Het hoofd van de inrichting ziet hetgeen zich in de Van Mesdagkliniek zou hebben afgespeeld los van hetgeen zich in de Singel zou hebbenafgespeeld. Klager is kort voor de separatie gehoord. Overwogen is om een uitgebreider gesprek te hebben maar om eventueel bewijsmateriaal zoals foto’s en brieven veilig te stellen, is ervoor gekozen om klager direct te separeren.Er is op de afdeling geen kamer beschikbaar voor kamerarrest. Anders zou voor dit middel zijn gekozen. Er is wel een lege afdeling, maar plaatsing op die afdeling is geen optie, omdat daarmee in het verleden grote problemen zijnontstaan met de beklagcommissie. Er had niet mee kunnen worden volstaan om tijdens klagers therapie het onderzoek te laten plaatsvinden omdat klager heel veel spullen op zijn kamer heeft. Tevoren is niet aan klager gevraagd of hijfoto’s brieven e.d. op zijn kamer had. Het hoofd van de inrichting heeft voorts gepersisteerd bij het eerder tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Door de raadsman is aangevoerd dat de beklagcommissie het beginsel van hoor- en wederhoor heeft geschonden door een beslissing te nemen op stukken waar de
raadsman op dat moment geen kennis van heeft kunnen nemen. Inmiddels is dit door de beroepscommissie hersteld nu aan de raadsman de betreffende stukken zijn toegezonden en in beroep daarop is gereageerd.
Bij beslissing van 2 oktober 2000 is door het plaatsvervangend hoofd van de inrichting beslist om klager te separeren van 2 oktober 2000 tot en met 3 oktober 2000, met de mogelijkheid van verlenging. Vervolgens is door hetplaatsvervangend hoofd van de inrichting beslist om klager te separeren van 3 oktober 2000 tot en met 10 oktober 2000, met de mogelijkheid van verlenging. Voor wat betreft de eerste bestreden beslissing overweegt de beroepscommissiedat in beginsel tegen een dergelijke beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 34 van de Bvt, in samenhang met artikel 57, tweede lid van de Bvt, pas beklag openstaat nadat de separatie één dag heeft geduurd, waarbijde dag waarop de beslissing is genomen buiten beschouwing blijft. De eerste separatie van klager is ingegaan op 2 oktober 2000 en vervolgens is hem een tweede separatiebeslissing aangezegd, die aaneensluitend is ingegaan op 3oktober 2000. De eerste beslissing is genomen teneinde klagers kamer te onderzoeken op foto’s en brieven van de stagiaire. De tweede beslissing is aansluitend genomen na de vondst van een fles sterke drank, omdat naar het oordeelvan het hoofd van de inrichting meer tijd voor het onderzoek nodig was. Gelet op de samenhang tussen de eerste beslissing en de tweede beslissing, zal de beroepscommissie klager ook in zijn beroep tegen de eerste bestredenseparatiebeslissing ontvangen.
Door de raadsman is gesteld dat klager terzake van de bestreden beslissingen niet gehoord zou zijn. Op de beslissingen staat vermeld dat klager voorafgaand aan de beslissingen is gehoord en door klager is ook erkend dat hijvoorafgaand kort is gehoord.
Voorts is door de raadsman verklaard dat klager gesepareerd is zonder dat dit noodzakelijk was. De raadsman heeft gesteld dat het onderzoeksbelang dat door de directie is aangevoerd niet kan worden aangemerkt als een van de belangenals bedoeld in artikel 32, eerste lid van de Bvt.
Door de raadsman is gesteld dat door klager te separeren een te zwaar middel is aangewend en dat het onderzoek in klagers kamer ook tijdens diens therapietijd had kunnen plaatsvinden.
De beroepscommissie overweegt dat door de directie signalen waren ontvangen van twee personeelsleden dat er mogelijk sprake zou zijn van een relatie tussen klager en een stagiaire, die inmiddels weer werkzaam zou zijn in een anderetoren van het penitentiair complex. Daarbij werd aangegeven dat er mogelijk correspondentie tussen klager en de stagiaire en foto’s op klagers kamer aanwezig zouden zijn. Op grond van deze signalen achtte de directie hetnoodzakelijk in verband met de ongewenstheid van een dergelijke relatie en de onrust die zulks kan veroorzaken binnen de inrichting om grondig onderzoek in te stellen en klagers kamer uitgebreid te doorzoeken. Voor beide bestredenbeslissingen geldt dat klagers separatie door het plaatsvervangend hoofd van de inrichting noodzakelijk werd geacht in verband met de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting. Het onderzoek dat in dit kader diendeplaats te vinden, vormt geen zelfstandig belang, zoals door de raadsman is verondersteld, maar vloeit voort uit het eerder genoemde belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de inrichting, als genoemd in artikel 32 Bvt,eerste lid.
Aannemelijk is geworden dat op dat moment de directie ten tijde van de bestreden beslissing niet de beschikking had over een andere kamer waarop klager afgezonderd kon worden. Overigens acht de beroepscommissie het van wezenlijkbelang dat binnen een tbs-inrichting een dergelijke afzonderingsaccommodatie te allen tijde beschikbaar is. Gelet op de ernst van de door de personeelsleden afgegeven signalen is de beroepscommissie van oordeel dat de noodzaakaanwezig was om klager direct te separeren zonder hem eerst uitgebreid te horen, opdat grondig onderzoek kon worden ingesteld en eventueel bewijsmateriaal kon worden veilig gesteld. Dat dit onderzoek, en daaruit volgend klagersseparatie, enige tijd heeft geduurd komt voort uit de grote hoeveelheid voorwerpen die op klagers kamer zijn aangetroffen en de noodzaak om die voorwerpen zeer zorgvuldig te onderzoeken.
De beroepscommissie acht de beslissingen van de directie om klager terstond te separeren en vervolgens, na het aantreffen van een fles sterke drank en mogelijk belastend materiaal op klagers kamer dat nader onderzocht diende teworden, diens separatie te continueren onder de gegeven omstandigheden niet in strijd met de wet noch onredelijk of onbillijk of disproportioneel.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.L. Donker, voorzitter, dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 september 2001.
secretaris voorzitter
Nummer: 01/689/TA
Betreft: [...], verder te noemen klager.
Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, van 9 augustus 2001, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam teAmsterdam.
Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. S.L. Donker,
leden: dr. E.B.M. Rood-Pijpers en drs. J.R. van Veldhuizen.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. H.S. van Gemert.
Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.B. Martens, en, het plaatsvervangend hoofd van voormelde tbs-inrichting dhr. [...].
Op de vorige zitting was aangekondigd dat klager een brief van de stagiaire gericht aan klager aan de beroepscommissie zou overleggen. Niet duidelijk is waar deze brief zich
momenteel bevindt. Indien de beroepscommissie dit wenst, kan de directie, die in het bezit is van een afschrift van de brief, een afschrift aan de beroepscommissie verstrekken.
Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
De onrust op de afdeling is ontstaan als gevolg van een geruchtenstroom. Weliswaar bevinden zich bij de stukken twee verklaringen, te weten die van de onderzoekspsycholoog d.d. 29 september 2000 en die van de betreffendebaliemedewerkster d.d. 2 oktober 2000, maar beide verklaringen zijn afkomstig uit één bron, namelijk die van de baliemedewerkster. De onderzoekspsycholoog heeft zijn verklaring geschreven naar aanleiding van het gesprek met debaliemedewerkster. De vraag is waarom er geen onderzoek naar de vermeende relatie tussen de stagiaire en klager heeft plaatsgevonden toen de stagiaire nog werkzaam was in de kliniek. De eigen waarnemingen van de onderzoekspsycholooghebben plaatsgevonden in het najaar van 1999. In september 2000 wordt door de baliemedewerkster gemeld aan de onderzoekspsycholoog, hetgeen de stagiaire haar tien maanden tevoren in een benevelde bui heeft toevertrouwd. Gelet op hettijdsverloop dat inmiddels had plaatsgevonden, had het in de rede gelegen om klager eerst te horen en te vragen naar de foto’s en brieven. Pas bij een weigering van klager zou een grond voor onderzoek van zijn kamer zijn ontstaan.Separatie wordt gelet op de omstandigheden als een te zwaar middel gezien. Onderzoeksbelang vormt volgens de Bvt geen grond voor separatie nu daarmee geen belang is gediend als bedoeld in art. 32 Bvt. Klager had eerst gehoord dienente worden en dan in goed overleg had duidelijk moeten worden wat er moest gebeuren. De verklaring van de baliemedewerkster klopt niet. Zij heeft klager verteld hoe het gesprek tussen haar en de stagiaire is verlopen. Debaliemedewerkster vertelde altijd een hoop verhalen over personeelsleden. Zij verwees naar klagers relatie met een arbeidstherapeute in de Van Mesdag Kliniek. Klager is in verband met die relatie overgeplaatst naar De Singel. Klagerheeft enkel wat lacherig gereageerd. Het verhaal vormde geen reden voor nader onderzoek in zijn kamer. Klager is heel kort gehoord voordat hij gesepareerd werd en heeft verklaard dat hij niets te verklaren had. Vervolgens is hijdirect naar boven geplaatst. Klager had het gevoel op dat moment al veroordeeld te zijn. Op de afdeling is hem gezegd dat zijn verleden in de Van Mesdagkliniek wel heeft meegespeeld. Na de separatie is klager op een lege kamergeplaatst.
Door het plaatsvervangend hoofd van genoemde inrichting is - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
De beslissing van 3 oktober 2000, de verlenging van de separatie, is genomen omdat nader onderzoek noodzakelijk was en ook omdat er sterke drank op klagers kamer was gevonden. Indien de drank niet was gevonden, was in ieder gevalnog nader onderzoek nodig geweest. De fax van de onderzoekspsycholoog en de verklaring van de baliemedewerkster dwongen de directie acuut te handelen. Er diende onderzoek te worden verricht op klagers kamer naar eventuele brieven enfoto’s. De voorgeschiedenis van klager in de Van Mesdagkliniek heeft geen rol gespeeld. Het hoofd van de inrichting ziet hetgeen zich in de Van Mesdagkliniek zou hebben afgespeeld los van hetgeen zich in de Singel zou hebbenafgespeeld. Klager is kort voor de separatie gehoord. Overwogen is om een uitgebreider gesprek te hebben maar om eventueel bewijsmateriaal zoals foto’s en brieven veilig te stellen, is ervoor gekozen om klager direct te separeren.Er is op de afdeling geen kamer beschikbaar voor kamerarrest. Anders zou voor dit middel zijn gekozen. Er is wel een lege afdeling, maar plaatsing op die afdeling is geen optie, omdat daarmee in het verleden grote problemen zijnontstaan met de beklagcommissie. Er had niet mee kunnen worden volstaan om tijdens klagers therapie het onderzoek te laten plaatsvinden omdat klager heel veel spullen op zijn kamer heeft. Tevoren is niet aan klager gevraagd of hijfoto’s brieven e.d. op zijn kamer had. Het hoofd van de inrichting heeft voorts gepersisteerd bij het eerder tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
secretaris voorzitter