Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 00/0672/TA, 16 augustus 2000, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2000

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 00/672/TA

betreft: [klager] datum: 16 augustus 2000

De beroepscommissie uit de sectie terbeschikkingstelling van de Centrale Raad voor Strafrechtstoepassing, bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT), heeft kennis genomen van een op 13april 2000 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.A. van Harmelen, namens

[...], verder klager te noemen,

gericht tegen een uitspraak d.d. 17 maart 2000 van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de TBS-kliniek „De Kijvelanden“ te Poortugaal (hierna: de inrichting),

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 juli 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen „Nieuw Vosseveld“ te Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.E. Jansen, en namens het hoofd van voormeldeinrichting de heer [...], hoofd bewonerszorg. Hiervan is het aangehechte verslag opgemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het nalaten om klager tijdig een medisch voorgeschreven geneesmiddel te verstrekken.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
2.1. Het standpunt van klager
Door en namens klager is in beroep volhard in het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt. Voorts is in het beroepschrift aangegeven dat de beklagcommissie ten onrechte tot niet-ontvankelijkverklaring van klager heeftbeslist. De beklagcommissie heeft de klacht aangemerkt als gericht tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting een zorgplicht betracht, te weten de zorgplicht voor de verstrekking van een door een aan de inrichting verbondenarts voorgeschreven geneesmiddel, zoals genoemd in artikel 41, vierde lid onder a, BVT.
Het beklag betreft echter niet die zorgplicht, maar een organisatorische kwestie, te weten het nalaten een bij de portier van de inrichting ten behoeve van klager tijdig klaar gelegd geneesmiddel door te geven naar de afdeling vanklager. Klager is dientengevolge beperkt in zijn recht op verzorging. Uit artikel 6, derde lid, BVT blijkt dat het beheer van de inrichting bij het hoofd van de inrichting berust. Het hoofd van de inrichting is verantwoordelijk voorhet optreden, handelen of nalaten door personeelsleden. Hij is derhalve aansprakelijk voor het nalaten door personeel de medicijnen door te geven, ten gevolge waarvan klager in zijn recht op verzorging is beperkt. Tegen de beperkingvan dit recht staat op grond van artikel 56, eerste lid onder 2, BVT beklag open.
Ter zitting is hieraan toegevoegd dat klager ten gevolge van de nalatigheid van het personeel een hele dag pijn heeft geleden. Hij vroeg om 9.00 uur om het geneesmiddel en hij heeft het pas om 22.00 uur gekregen. Dit verzuim wordtniet goedgemaakt door het - overigens geruime tijd later - aanbieden van excuses.

2.2. Het standpunt van het hoofd van de inrichting
Namens het hoofd van de inrichting is daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts is aangevoerd dat het geneesmiddel om 19.30 uur bij klager is bezorgd.

3. De beoordeling
Klager is onder behandeling bij een uroloog in verband met nierstenen. Eind februari/begin maart 2000 is hij drie maal, kort achter elkaar, voor deze kwaal door de uroloog behandeld. Hij had pijnklachten in zijn door de behandeling- het vergruizen van de nierstenen - beschadigde plasbuis, in het bijzonder bij het uitplassen van stukjes niersteen. Ter bestrijding van deze pijnklachten bracht hij telkens voorafgaand aan het plassen het door de specialistvoorgeschreven geneesmiddel Instillagel in de plasbuis aan. Klager had één spuit van dit middel, voldoende voor drie maal gebruiken, in eigen beheer. De medische dienst van de inrichting beoogde een voorraad van dit genees-middelaan te houden. Op zaterdag 4 maart 2000 om 9.00 uur was klagers spuit leeg en heeft hij om een nieuwe gevraagd. Bij de medische dienst was geen voorraad meer aanwezig. In verband daarmee is bij de apotheek van het naastgelegenDeltaziekenhuis om het middel gevraagd. Het middel is door deze apotheek bij de portier van de inrichting bezorgd. Daar is het enige tijd blijven liggen, tot de uitreiking omstreeks 19.30 uur aan klager. (Laatstgenoemd tijdstip ishet door klager in het klaagschrift genoemde en ter zitting door het hoofd van de inrichting erkende tijdstip van bezorging van het geneesmiddel.)

In beroep is aangegeven dat het beklag uitsluitend is gericht tegen het laten liggen van het geneesmiddel bij de portier van de inrichting.

De beklagcommissie heeft deze nalatigheid, gelet op het bepaalde bij artikel 56, vierde lid, BVT, als niet beklagwaardig aangemerkt. Het beklag betreft haars inziens de wijze van betrachten van de zorgplicht van artikel 41, vierdelid onder a, BVT.

Artikel 41, vierde lid onder a, BVT luidt:
het hoofd van de inrichting draagt zorg voor de verstrekking van de door een aan de inrichting verbonden arts voorgeschreven medicijnen en diëten.

De beroepscommissie beschouwt het beklag - geformuleerd als voormeld - niet als gericht tegen de wijze van betrachten van de voormelde zorgplicht, doch als het niet betrachten van deze zorgplicht. Klager meent dat zijn recht op eenadequate medische verzorging dientengevolge is geschonden. Het beklag valt onder de reikwijdte van artikel 56, eerste lid onder e, BVT en klager kan daarom in het beklag worden ontvangen.
Inhoudelijk is de beroepscommissie van oordeel dat de klacht, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, waarbij de urgentie van de pijnbestrijding de doorslag dient te geven, gegrond dient te worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag en verklaart het beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een nader vast te stellen tegemoetkoming wordt toegekend en
houdt de uitspraak omtrent de hoogte van de aan klager toekomende tegemoetkoming aan.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en dr. M. Smit, leden, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Swart-Babbé, secretaris, op 16 augustus 2000.

secretaris voorzitter
nummer: 00/672/TA

betreft : [...], verder klager te noemen.

Verslag van het behandelde ter zitting van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van 7 juli 2000, gehouden in de penitentiaire inrichtingen "Nieuw Vosseveld" teVught.

Samenstelling van de beroepscommissie:
voorzitter: mr. N. Jörg
leden: dr. E. Rood-Pijpers en dr. M. Smit.
De beroepscommissie is bijgestaan door de secretaris mr. C.F. Swart-Babbé.

Gehoord zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.M.E. Jansen en namens het hoofd van de TBS-kliniek „De Kijvelanden“ te Poortugaal de heer [...], hoofd bewonerszorg.

Door en namens klager is - zakelijk weergegeven - het volgende toegevoegd aan het tegenover de beslagcommmissie ingenomen standpunt en het beroepschrift.
Klager heeft ten gevolge van de nalatigheid van het personeel een hele dag pijn geleden. Hij vroeg om 9.00 uur om het geneesmiddel en hij heeft het pas om 22.00 uur gekregen. Dit verzuim wordt niet goedgemaakt door het - overigensgeruime tijd daarna - aanbieden van excuses.

Namens het hoofd van de voormelde inrichting is aan het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt toegevoegd dat het geneesmiddel om 19.30 uur bij klager is bezorgd.

secretaris voorzitter

Naar boven