Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0799/TP, 10 september 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-09-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/799/TP

betreft: [klager] datum: 10 september 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 4 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.M.Th.M. Zumpolle, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 9 april 2003 verlengd tot 8 juli 2003.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak ontslagen van alle rechtsvervolging en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 11 oktober 2002. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) Noordsingel teRotterdam.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 23 april 2003 besloten tot plaatsing van klager in de Prof.mr. W.P.J. Pompekliniek te Nijmegen. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Het is noodzakelijk dat klager met voorrang geplaatst wordt in een tbs-inrichting. Het delict waarvoor hem tbs is opgelegd is te verklaren uit de psychische stoornis van klager. Een latere strafzaak is geseponeerd omdat klager altbs was opgelegd. De behandeling van een andere strafzaak is op 17 april 2003 aangehouden voor nadere rapportage inzake de toerekeningsvatbaarheid van klager.
In de door de Minister overgelegde medische verklaring wordt geen antwoord gegeven op de vraag of langer uitblijven van adequate psychiatrische behandeling schadelijk is voor het geestelijk welzijn van klager. Daar thans niet kanworden uitgesloten dat dit wel het geval is, dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager verbleef ten tijde van de bestreden beslissing zes maanden in een h.v.b. Thans verblijft hij op een bijzondere zorgafdeling van een h.v.b. Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af tewijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. DeMinister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen ontvangen dat klagers situatie in het h.v.b. onhoudbaar zou zijn en/of dat van detentieongeschiktheid moestworden gesproken. Blijkens de overgelegde medische verklaring is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. was ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging van alle inaanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

In de medische verklaring d.d. 23 mei 2003 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Rotterdam/Dordrecht wordt geconcludeerd dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf ineen h.v.b. als onverantwoord moest worden beschouwd. Blijkens het rapport d.d. 27 mei 2003 van de FPD zijn er op dat moment geen ernstige medisch-psychiatrische bezwaren aan te voeren op grond waarvan klager niet langer zou kunnenverblijven in de huidige verblijfssituatie.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen. Hetgeen namens klager over mogelijke schade voor klagersgeestelijk welzijn is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden, nog afgezien van de omstandigheid dat dit bezwaar voor vrijwel iedereen geldt.

De beroepscommissie is, gelet op het vorenoverwogene, van oordeel dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn van 9 april 2003 tot 8 juli 2003 niet in strijd is met de wet.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en dr. E. Rood-Pijpers, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 10 september 2003

secretaris voorzitter

Naar boven