Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0821/GA, 7 augustus 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-08-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/821/GA

betreft: [klager] datum: 7 augustus 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 31 maart 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Nieuw Vosseveld te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 juli 2003, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voormelde p.i..

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het ontbreken van een televisiekastje, een kapstok en een afscheidingsmuurtje (lees: schaamschot) op klagers cel, alsmede het feit dat er te weinig licht van buiten in zijn cel komt.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik heb viereneenhalve maand in de betreffende cel gezeten. Ik had daar geen kastje om mijn televisie op de zetten en daardoor had het ook geen zin mijn playstation in te voeren.
Voorts ontbrak het afscheidingsmuurtje, waardoor ik geen enkele privacy had. Er was voorts geen kapstok en ook in de kast was geen mogelijkheid om iets op te hangen, omdat alles werd weggehaald omdat het als wapen gebruikt zoukunnen worden.
Tot slot was er nauwelijks licht van buiten vanwege een veel te klein raampje.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De ramen zijn inderdaad te klein, met een afmeting van 85x40 cm zijn ze nauwelijks de helft van wat de regeling eisen verblijfsruimten voorschrijft. Het pand is echter een monument geworden, zodat daar niets aan veranderd kanworden.
Op het moment dat klager in zijn cel kwam, was het voormalig huis van bewaring, dat al enige tijd niet meer in gebruik was, juist aangewezen als noodcapaciteit. Het door klager genoemde televisiekastje, eigenlijk betreft het eenplank, moest nog gemaakt worden.
Een schaamschot komt er niet op de cellen evenmin als een kapstok. Wel zijn er hangertjes beschikbaar, maar die welke aanvankelijk geleverd waren, bleken te gevaarlijk.

3. De beoordeling
Een gedetineerde, die klaagt over het niet voldoen aan de regels dan wel gebruiken m.b.t. de inrichting van zijn verblijfsruimte dient daarin ontvangen te worden.

In artikel 4, eerste lid, van de regeling eisen verblijfsruimten penitentiaire inrichtingen van 24 december 1998, nr. 736621/98/DJI (hierna: de Regeling) is bepaald dat in een wand of het plafond van de verblijfsruimte zich eenbeveiligd raam bevindt. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat dit raam een oppervlakte heeft van minstens 0,75 vierkante meter.
Uit de verklaring van de unit-directeur blijkt dat het betreffende raam een oppervlakte van minder dan de helft heeft, namelijk 0,34 vierkante meter (85 cm x 40 cm).
Ingevolge artikel 13 van de Regeling dienen verblijfsruimten in inrichtingen waarvan de bouw is aangevangen voor 1996, zoals in casu het geval is, in elk geval aan (onder meer) deze bepaling te voldoen.
Het beklag zal dienaangaande gegrond worden verklaard, nu beslissingen van de Rijksgebouwendienst, die aan verandering van de bestaande toestand in de weg staan, de directeur in deze niet ten nadele van de gedetineerden kunnendisculperen.

In artikel 9, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de verblijfsruimte is voorzien van een toilet dat vanaf de gang is afgeschermd met een schaamschot, alsmede van een wasgelegenheid. Vast staat dat een dergelijk schaamschot ernog niet is en blijkens de verklaring van de unit-directeur er ook niet zal komen.
Ingevolge artikel 13 van de Regeling moeten verblijfsruimten in inrichtingen waarvan de bouw is aangevangen voor 1996, zoals in casu het geval is, voor 1 januari 2006 voldoen aan (onder meer) de bepaling als bedoeld in artikel 9 vande Regeling. Hierom wordt het beklag dienaangaande ongegrond verklaard.

Ten aanzien van het ontbreken van het televisiekastje, cq televisieplank en het ontbreken van hangertjes overweegt de beroepscommissie dat de Regeling hieromtrent weliswaar geen eisen stelt, maar dat de unit-directeur ter zittingheeft erkend dat genoemde spullen wel op cel hadden moeten zijn, maar pas in een later stadium, nadat klager er al geruime tijd verbleef, in de cel zijn aangebracht. De oorzaak hiervan was gelegen in een ingebruikneming van hetgebouw i.v.m. de capaciteitsnood, voordat aan de inrichtingseisen kon worden voldaan. De klacht van klager zal dienaangaande gegrond worden verklaard, omdat ook in deze de door de directeur gegeven toelichting geen disculpatieoplevert.

Klager zal de na te noemen tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, en verklaart dit beklag ten aanzien van het schaamschot ongegrond en ten aanzien van de overige onderdelengegrond.

Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. U. van de Pol, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 augustus 2003

secretaris voorzitter

Naar boven