Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0314/GA, 10 juni 2003, beroep
Uitspraakdatum:10-06-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/314/GA

betreft: [klager] datum: 10 juni 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. H.M.S.Cremers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 3 februari 2003 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught te Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 mei 2003, gehouden in de p.i. Vught te Vught, zijn gehoord klagers raadsvrouwe mr. H.M.S. Cremers, en [...], unit-directeur bij de p.i. Vught.
Klager, die zich onttrokken heeft aan de detentie, is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van maximaal tweemaal 24 uur.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De raadsvrouwe heeft van klager vernomen dat de uitspraak van de beklagrechter door deze al voor de behandeling van het klaagschriftwas ingevuld.
Na het voorval heeft klager zelf om een urinecontrole verzocht en daaruit bleek dat hij geen drugs had gebruikt. Het gegeven dat het laboratorium dicht is in het weekend en daardoor de urinecontrole niet terstond kon plaatsvinden,dient niet te worden afgeschoven op klager. Op het moment van het voorval was klager niet aanwezig op de afdeling. Hij is circa een uur van de afdeling geweest. Klager had het personeel tevoren gewaarschuwd dat er drugs op deafdeling waren. Voorheen is ook nooit druggebruik geconstateerd bij klager. Dat er een vreemde sfeer op de afdeling heerste, is geen reden om gedetineerden achter de deur te zetten. Dit argument wekt de indruk dat het erbij gesleeptwordt. De opgelegde maatregel is disproportioneel. Verzocht wordt om het beroep gegrond te verklaren en om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

De voorzitter van de beroepscommissie heeft aan de raadsvrouwe een afschrift van een brief van de voorzitter van de commissie van toezicht bij p.i. Vught d.d. 19 maart 2003 overgelegd waarin wordt vermeld dat de uitspraken weliswaarop een standaardformulier worden aangetekend maar dat de uitspraken niet tevoren worden ingevuld, doch eerst na beraad na de behandeling.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De maatregel is opgelegd omdat de orde, de rust en de veiligheid in de inrichting in het geding waren. Op vrijdag 20december 2002 werd er een vreemde sfeer waargenomen op de afdeling. Tijdens de recreatie werden de deuren van de recreatieruimte gesloten, hetgeen anders niet geschiedt. Op zaterdag 21 december 2002 werd er een wietlucht geroken enin de douche een peuk aangetroffen. ’s Middags werd er wederom een wietlucht geroken. Dat klager stelt dat hij even naar de keuken was, wil nog niet zeggen dat hij niet verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de peuk die isaangetroffen. Omdat niet te traceren viel wie hiervoor verantwoordelijk was en er onderzoek ingesteld diende te worden, zijn alle gedetineerden achter de deur gezet. Het afdelingshoofd heeft iedereen persoonlijk gesproken maar ditheeft niet tot het gewenste resultaat geleid. Besloten is om aan ieder de maatregel van afzondering op te leggen teneinde nader onderzoek in te stellen. De volgende dag, zondag, zijn de cellen doorzocht en is wederom gesproken metde gedetineerden zonder dat dit tot resultaat leidde. Op maandag zijn urinecontroles afgenomen en dit leidde bij een aantal gedetineerden tot een positief resultaat. Daarop volgde strafoplegging. Tijdens het weekend was hetlaboratorium gesloten en konden er geen urinemonsters worden onderzocht. Omdat het gebruik niet individueel getraceerd kon worden, is aan de gedetineerden de maatregel opgelegd voor nader onderzoek. Zodra het gebruik wel individueelgetraceerd kon worden, is individueel gestraft.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 24, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde in afzondering plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, van de Pbw waaronder het belang van de handhaving van de orde of de veiligheidin de inrichting.

Op klagers afdeling is meermalen een wietlucht geroken zonder dat de verantwoordelijke kon worden achterhaald. Alle op de afdeling verblijvende gedetineerden zijn vervolgens in verband met de orde en de veiligheid in de inrichtingin de eigen verblijfsruimte afgezonderd voor maximaal tweemaal 24 uur opdat nader onderzoek kon plaatsvinden. Gebleken is dat tijdens de periode van afzondering voortdurend onderzoek heeft plaatsgevonden: de celruimtes zijndoorzocht en de gedetineerden zijn meerdere keren gehoord zonder dat echter duidelijk werd wie van de gedetineerden drugs had gebruikt. Ook klager ontkende stellig drugs te hebben gebruikt.
Zodra op maandag urinecontroles konden worden afgenomen en duidelijk werd wie van de gedetineerden drugs had gebruikt, is de ordemaatregel terstond beëindigd. Derhalve komt de beroepscommissie, bij afweging van alle belangen enomstandigheden van het geval, tot het oordeel dat de bestreden beslissing niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. D.J. Dee, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 10 juni 2003

secretaris voorzitter

Naar boven