Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0789/GV, 25 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:25-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/789/GV

betreft: [klager] datum: 25 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 8 april 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. T. vanHemert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 april 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. De Minister mag erop vertrouwen dat een eventueel verlof een goed verloop zal hebben.Als nooit tevoren is klager zich ervan bewust dat hij zich aan de verlofregels dient te houden. De afwijzende beslissing van de Minister is gebaseerd op onjuiste veronderstellingen en gegevens. Het is niet duidelijk wat het openbaarministerie bedoelt met klagers recente ontvluchting. Klager is namelijk nooit ontvlucht. Wel is hij niet teruggekeerd van een in 1998 verleende schorsing. Hij verbleef op dat moment in Irak bij zijn zieke vader. Door de militaireactie Dessert Force kon hij destijds niet tijdig terugkeren. Eenmaal terug in Nederland, met zijn Nederlandse paspoort – het valse papieren-verhaal is derhalve achterhaald –, heeft hij zich niet gemeld. Dat is dom geweest. Eenmaalweer in detentie heeft hij geen enkele reden om nu niet terug te keren van verlof. Zijn straf zit er in september 2003 al op.
Niet onvermeld dient te blijven dat plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting, volgens de selectiefunctionaris, eerst overwogen kan worden indien een voorafgaand verlof goed verlopen is. Dan moet klager natuurlijk wel degelegenheid krijgen om met verlof te gaan. Klager is bereid zich te houden aan alle eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is na het verlenen van schorsing drie jaar weggebleven. De politie heeft negatief geadviseerd, omdat klager na uitzetting is teruggekeerd op valse reispapieren. Volgens klager is hij niet op valse papieren teruggekeerd, maarde registratiekaart van klager spreekt voor zich. Het openbaar ministerie heeft negatief geadviseerd, gelet op klagers recente ontvluchting. Voorzover het klager niet duidelijk is wat met een recente ontvluchting wordt bedoeld,merkt de Minister op dat een ontvluchting die in december 2002 is beëindigd in april 2003 nog steeds recent mag worden genoemd.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Alphen aan den Rijn heeft, hoewel klager gedragsmatig goed functioneert, negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, omdat klager niet is teruggekeerd van een hem verleende schorsing.
Het openbaar ministerie heeft geadviseerd het gevraagde verlof niet te verlenen in verband met vluchtgevaar.
De politie Amsterdam-Amstelland, wijkteam Waddenweg, acht toewijzing van de aanvraag niet gewenst, omdat klager onder meer is veroordeeld wegens het terugkeren na uitzetting en het bezitten van valse reispapieren.

3. De beoordeling
Klager ondergaat twee gevangenisstraffen van in totaal drie jaar en zes maanden met aftrek wegens deelneming aan een misdadige organisatie, het uit winstbejag verschaffen van toegang tot Nederland aan ongewenste vreemdelingen, hetbezitten van dan wel verstrekken aan een derde van een valse reispas en heling. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 september 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vijf verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klagers preventieve hechtenis op 1 november 1999 is geschorst teneinde hem in de gelegenheid te stellen zijn zieke vader in Irak te bezoeken. Klager diende op 22 november 1999 terug te keren. Vande verleende schorsing keerde hij echter niet terug. Wat daarvan ook de reden was, eenmaal wel terug in Nederland heeft klager zich niet gemeld. Op 9 december 2002 werd klager aangehouden en ingesloten voor het ondergaan van hetresterende deel van de inmiddels aan hem opgelegde straffen.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van deMinister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 25 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven