Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 03/0450/GV, 7 april 2003, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 03/450/GV

betreft: [klager] datum: 7 april 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 25 februari 2003 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 februari 2003 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
Zijn mededader, die in gelijke mate en onder dezelfde voorwaarden is veroordeeld heeft wel verlof gekregen en zijn verlof doorgebracht in de plaats van het delict.
De bevoegde autoriteiten, directeur, politie en Openbaar Ministerie, hadden geen van allen bezwaren tegen verlofverlening.
Klager wil zijn verlof doorbrengen in Helmond, maatschappelijke onrust in een van de plaatsen waar de delicten zijn gepleegd is derhalve uitgesloten.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De reden van de afwijzing van de verlofaanvraag is gebaseerd op een onderdeel uit het advies van de reclassering naar aanleiding van de vraag op klager op termijn in aanmerking zou kunnen komen voor deelname aan een penitentiairprogramma (PP) met elektronisch toezicht (ET).
Hieruit blijkt dat de reclassering hem hiervoor geschikt acht, maar het noodzakelijk acht dat klager een dagbehandeling ondergaat om zijn probleem, aanleiding voor de delicten, aan te pakken.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Arnhem-Zuid heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem heeft aangegeven geen aanleiding te zien de verlofaanvraag af te wijzen, mits klager de woonplaatsen van zijn slachtoffers mijdt.
De politie Brabant Zuid-Oost heeft evenmin aanleiding gezien negatief te adviseren.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek, wegens kinderpornografie, het plegen van gemeenschap met een persoon beneden de 12 jaar, het plegen van gemeenschap met een persoon beneden de 16 jaar, en het plegenvan ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 26 september 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie overweegt dat bij de beslissing op een verzoek om verlof een afweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in demaatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Zij is van oordeel dat voor de door de Minister aangevoerde contra-indicatie voor verlof onvoldoende zwaarwegendis om een afwijzing van de aanvraag te rechtvaardigen. Zij overweegt hierbij dat de Minister zich enkel baseert op het feit dat de reclassering in een advies als voorwaarde stelt voordat klager aan een vorm van voortzetting van zijndetentie buiten de inrichting begint, in casu een PP met ET, en gedurende dat traject, een dagbehandeling en regelmatig face-to-face contacten met de Reclassering zal ondergaan.
Daarbij komt dat zowel de directeur van de p.i. Arnhem-Zuid, als de advocaat-generaal bij het ressortparket te Arnhem alsook de politie Brabant Zuid-Oost positief hebben geadviseerd op de aanvraag. In dit verband wordt opgemerkt datop grond van artikel 5, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) ten aanzien van klager de bijzondere voorwaarde kan worden gesteld dat hij onder geen beding en opgeen enkele wijze contact heeft met een van zijn slachtoffers.
Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat aan het belang van klager doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van deinrichting moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd. De Minister zal worden opgedragen binnen twee weken eennieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing nog ongedaan zijn te maken, acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Minister op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 7 april 2003

secretaris voorzitter

Naar boven