Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3259/GA (tussenbeslissing), 20 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

Uitspraak

nummer: 16/3259/GA (tussenbeslissing)

betreft: [klager] datum: 20 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.K. Cheng, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 september 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. W.K. Cheng, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde inrichting.

Aangezien klager niet, dan wel onvolledig de Nederlandse taal beheerst, maar wel de Poolse taal, is klager bijgestaan door een tolk Pools.

De directeur heeft de beroepscommissie voorafgaand aan de zitting desgevraagd nadere stukken verstrekt, te weten:
1. Een lijst van de p.i. Vught van ingenomen goederen gedateerd 13 juli 2016;
2. Een lijst van de p.i. Vught van meegegeven goederen gedateerd 13 juli 2016;
3. Een vrachtbrief van DV&O gedateerd 23 juni 2016;
4. Een lijst van de inhoud van drie dozen;
5. Een lijst van de p.i. Vught van meegegeven goederen gedateerd 21 juni 2016.
Een kopie van deze stukken is aan klager en zijn raadsman verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermissing van goederen bij gelegenheid van een overplaatsing van klager van de locatie Roermond naar de penitentiaire inrichting Vught op 21 juni 2016.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
In de penitentiaire inrichting Vught zouden zeven dozen moeten zijn binnengekomen. Klager stelt dat de volgende goederen vermist zijn geraakt: 100 postzegels, een zorgpas, een afstandsbediening van een Xbox, batterijen, een tondeuse-oplader, een grote
soeppan, een potloodgum, een groene markeerstift, een puntenslijper, linialen, een PlayStation en beklagstukken. Klager weet niet of en zo ja welke goederen in de locatie Roermond in beslag zijn genomen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
De directeur geeft desgevraagd aan dat hij denkt dat met ‘meegegeven goederen’ wordt bedoeld de goederen die klager zelf in een doos heeft meegenomen naar zijn cel in de penitentiaire inrichting Vught. Uit de vrachtbrief blijkt dat DV&O op 23 juni 2016
dozen heeft opgehaald bij de locatie Roermond. Het is gebruikelijk dat het tweeënhalve week duurt voordat deze dozen aankomen in de andere inrichting. De directeur weet niet of de gestelde vermiste goederen nog liggen in het magazijn in Roermond. De
directeur meldt dat hij zal laten nakijken of er nog goederen van klager zijn achtergebleven in Roermond.

3. De beoordeling
Het is vaste rechtspraak van de beroepscommissie dat de verzendende inrichting in beginsel aansprakelijk is voor de vracht. Na het tekenen voor ontvangst door de ontvangende inrichting gaat de verantwoordelijkheid over op de ontvangende inrichting
(vergelijk RSJ 28 februari 2014, 13/3266/GA).

Klager heeft in beroep gespecificeerd welke goederen bij gelegenheid van zijn overplaatsing naar Vught volgens hem vermist zijn geraakt. De beroepscommissie constateert dat de penitentiaire inrichting Vught heeft getekend voor de ontvangst van een
groot
deel van de gestelde vermiste goederen die door de penitentiaire inrichting Vught vervolgens zijn ingenomen.

Voor de afdoening van het beroep acht de beroepscommissie het noodzakelijk nader te worden ingelicht. Om die reden verzoekt zij de directeur na te gaan welke door klager gestelde vermiste goederen zich onder de binnengekomen door de penitentiaire
inrichting Vught ingenomen goederen bevinden. De beroepscommissie houdt daartoe de behandeling van het beroep aan. Zij geeft de directeur een termijn van veertien dagen om voormelde informatie aan de beroepscommissie te doen toekomen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie houdt de behandeling van het beroep aan teneinde de directeur in de gelegenheid te stellen binnen een termijn van veertien dagen na ontvangst van deze uitspraak nadere informatie aan de beroepscommissie te doen toekomen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 20 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven