Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/4068/GA, 24 mei 2017, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 16/4068/GA

betreft: [klager] datum: 24 mei 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 7 december 2016 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie De Schie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek om bezoek zonder toezicht (BZT)
(S-2016-000809).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. In RSJ 9 november 2015, 15/2257/GA, en RSJ 9 oktober 2015, 15/1806/GA, is geoordeeld dat een individuele afweging moet worden gemaakt omtrent het
verzoek tot het verkrijgen van BZT en dat een enkele verwijzing naar de (destijds geldende) circulaire onvoldoende is. In de eerstgenoemde uitspraak is uitdrukkelijk uitgemaakt dat de enkele verwijzing naar een toen geldende wachttijd van drie maanden
onvoldoende motivering inhoudt voor een afwijzende beslissing op een verzoek tot het verkrijgen van BZT. De directeur had in klagers geval een belangenafweging moeten maken.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie.

3. De beoordeling
Ingevolge hoofdstuk 3.8.1 van de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen en de huisregels van de locatie De Schie kan een gedetineerde één keer per maand BZT ontvangen indien deze onder andere voldoet aan de voorwaarde dat de gedetineerde
gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden in één of meerdere normaal beveiligde penitentiaire inrichtingen zijnde gevangenis of huis van bewaring verblijft. De periode die de gedetineerde direct voorafgaand aan de plaatsing in een andere
inrichting heeft doorgebracht, telt mee bij de berekening van deze wachttijd van zes maanden.

Zoals de beroepscommissie in RSJ 24 juli 2015, 15/1184/GA heeft overwogen zal de directeur van geval tot geval een verzoek om BZT moeten beoordelen en daarbij een concreet op de verzoeker toegesneden beslissing moeten nemen. Nu vaststaat dat klager op
4
oktober 2016 is teruggeplaatst vanuit de zeer beperkt beveiligde inrichting naar de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht, een normaal beveiligde inrichting, op 12 oktober 2016 is overgeplaatst van de p.i. Dordrecht naar de locatie De Schie en hij
op 12 oktober 2016 verzocht heeft om BZT, voldoet klager niet aan de voorwaarde van verblijf in één of meerdere normaal beveiligde penitentiaire inrichtingen zijnde gevangenis of huis van bewaring gedurende een aaneengesloten periode van zes maanden.

Voor zover klager aanvoert dat het enkele feit dat hij niet voldoet aan de termijn onvoldoende is voor afwijzing van zijn verzoek, is, anders dan in RSJ 9 november 2015, 15/2257/GA en 15/2402/GA, in het onderhavige geval geen sprake van het bijzondere
geval waarbij een veroordeelde gedetineerde nog in afwachting van overplaatsing naar een gevangenis was.

Gelet op het voorgaande acht de beroepscommissie de afwijzing van klagers verzoek om BZT omdat hij nog geen zes maanden in de gevangenis verbleef niet onredelijk en onbillijk. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan niet tot een andere beslissing leiden
dan
die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. A. van Holten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van S.C. Vogel, secretaris, op 24 mei 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven