Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/0391/GM, 26 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:26-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 17/391/GM

betreft: [klager] datum: 26 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. J.F. van der Brugge namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 23 januari 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 april 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, is klagers raadsman mr. J.F. van der Brugge gehoord.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

De inrichtingsarts van de locatie Hoogvliet heeft meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 13 december 2016, betreft de afbouw van klagers medicatie zonder overleg met hem.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende aangevoerd. Verwezen wordt naar RSJ 27 september 2016, 16/758/GM. Klager gebruikte buiten en in de vorige p.i.’s Rivotril. Deze medicatie is gewijzigd zonder dit met hem te bespreken. Betwist wordt dat er geen medische
noodzaak is voor de medicatie. Zijn klachten zijn in de locatie Hoogvliet niet serieus genomen. Uitgangspunt is de behandelovereenkomst en die is wederzijds. Klager is enkel gezien door de medische dienst en niet door de inrichtingsarts. Om
bedrijfseconomische redenen is besloten om klagers medicatie af te bouwen. Hij is niet naar het ziekenhuis gestuurd voor onderzoek naar zijn epilepsie. Het lijkt alsof de medisch adviseur geen kennis heeft genomen van de hiervoor vermelde uitspraak.
Het
is zorgelijk dat zó wordt omgegaan met de belangen van een persoon die in een afhankelijke positie verkeert. Via medegedetineerden heeft klager een ander middel doorgeschoven gekregen. Verzocht wordt om klager een hogere tegemoetkoming dan in voormelde
uitspraak toe te kennen, te weten € 100,= tot € 125,=, zodat dit gevoeld wordt door de locatie Hoogvliet. Klager verblijft illegaal in Nederland. Niet bekend is of hij onderhoudsmedicatie in verband met epilepsie innam.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
Er heeft eerder een briefwisseling plaatsgevonden over de afbouw van klagers medicatie. Er is geen enkele medische reden waarom klager dergelijke medicatie zou moeten gebruiken. Afbouw is zinvol.
3. De beoordeling
Uit de behandeling ter zitting en het medisch dossier volgt dat de beslissing om de verstrekking van Rivotril af te bouwen niet verwijtbaar moet worden geacht. Indien evenwel met een dergelijk middel, dat valt onder groep medicijnen die diazepinen
bevatten en waarvoor door de medisch adviseur een Handreiking met betrekking tot de verstrekking en afbouw is opgesteld, wordt gestopt, dient dit te geschieden in overleg met de betreffende gedetineerde. Door klager is gesteld - en dit wordt niet door
of namens de inrichtingsarts betwist of door de medische informatie weersproken - dat geen overleg met klager heeft plaatsgevonden, hetgeen aan de inrichtingsarts kan worden verweten. Het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de
beroepscommissie tot het oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts moet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig om aan
klager een financiële tegemoetkoming van € 25,= toe te kennen. De beroepscommissie ziet geen reden om een hogere tegemoetkoming dan in de eerdere beroepszaak van klager toe te kennen zoals door klagers raadsman is betoogd, reeds omdat die zaak niet
gericht was tegen het medisch handelen van de inrichtingsarts van de locatie Hoogvliet.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en bepaalt de aan klager ten laste van de locatie Hoogvliet toekomende tegemoetkoming op € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 26 april 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven