Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0758/GM, 27 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/758/GM

betreft: [klager] datum: 27 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.F. van der Brugge, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 29 februari 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

De behandeling van het beroep ter zitting van de beroepscommissie stond gepland op 26 april 2016. Naar aanleiding van een aanhoudingsverzoek van klager is de behandeling van het beroep aangehouden.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, is klagers raadsman mr. J.F. van der Brugge, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 31 januari 2016, betreft de wijziging van klagers medicatie.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Namens klager is het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd.
Klager was / is lijdende aan epilepsie, paniekstoornissen, ernstige slapeloosheid en hij leed zwaar onder zijn psycho-sociale omstandigheden. Zijn detentie maakte dit niet beter. In de inrichtingen waar klager eerder verbleef kreeg hij rivotril
voorgeschreven. Ook tijdens eerdere detenties werd hem dit middel voorgeschreven. De inrichtingsarts bij de p.i. Ter Apel wilde dit klager echter niet voorschrijven. De wijze van handelen van de inrichtingsarts is in strijd met de overeenkomst inzake
geneeskundige behandeling. Zonder overleg en zonder nader onderzoek is klagers medicatie gewijzigd en zelfs gestopt. De inrichtingsarts gaat niet uit van de patiënt en diens ziektebeeld, maar van het beleid binnen de inrichting. Voorts is klager bij
binnenkomst in de inrichting in januari 2016 niet gezien door een psychiater. Verwezen wordt enkel naar een verkorte intake door de psychiater in 2014. Klager verzoekt om toekenning van een tegemoetkoming wegens extra leed en onrust vanaf zijn
binnenkomst in de inrichting in januari 2016 tot aan zijn invrijheidstelling op 19 augustus 2016.

Namens de inrichtingsarts is aangevoerd dat er geen aanvullingen zijn op hetgeen is vermeld in de microhis-rapportage, het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur en de brief van de psychiater waar in de microhis-rapportage naar wordt verwezen.

3. De beoordeling
Klager is in de p.i. Ter Apel clonazepam voorgeschreven in plaats van Rivotril. Clonazepam is de naam van de werkzame stof. De werkzame stof van Rivotril is clonazepam.

Uit artikel 2.8 van het Besluit zorgverzekering volgt dat de kosten van merkmedicatie, in dit geval Rivotril, niet worden vergoed door de zorgverzekeraar indien hiervoor geen medische indicatie is.

De beroepscommissie is van oordeel dat in beginsel geen bezwaar bestaat tegen het in plaats van Rivotril voorschrijven van clonazepam. In het onderhavige geval is echter door klager gesteld dat hij lijdt aan epilepsie. Rivotril heeft eigenschappen die
epilepsieverschijnselen kunnen tegengaan. Niet gebleken is dat deugdelijk onderzoek is gedaan naar de (beweerde) epilepsie. De beroepscommissie is van oordeel dat nader overleg met klager over het doel van het verminderen van de medicatie nodig was.
Onder deze omstandigheden is de beroepscommissie dan ook van oordeel dat het door de inrichtingsarts zonder overleg met klager verminderen van klagers medicatie, in samenhang en onderling verband bezien, dient te worden aangemerkt als in strijd met de
in artikel 28 Pm neergelegde norm. De beroepscommissie zal het beroep dan ook gegrond verklaren. Zij ziet aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager en stelt de hoogte daarvan vast op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 27 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven