Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3525/GA, 12 april 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-04-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3525/GA

betreft: [klager] datum: 12 april 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie De Schie te Rotterdam,

gericht tegen een uitspraak van 13 oktober 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie De Schie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, gegeven op een klacht van
[...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord. De directeur heeft schriftelijk laten weten dat hij verhinderd is ter zitting te verschijnen. Als toehoorder was aanwezig [...], die in
het kader van haar middelbare schoolopleiding een maatschappelijke stage loopt.

Op 22 maart 2017 zijn van de directeur desgevraagd nadere schriftelijke inlichtingen ontvangen. Een kopie hiervan is aan klager verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het aantreffen van zes gram softdrugs (cannabis) in een schoen in klagers verblijfsruimte (S-2016-647).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard, voor zover de disciplinaire straf langer heeft geduurd dan drie dagen, en klager ter zake een tegemoetkoming toegekend van € 40,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep schriftelijk als volgt toegelicht. De beklagrechter is bij haar oordeel uitgegaan van een sanctiekaart van de penitentiaire inrichtingen Rotterdam die niet meer in
gebruik is. De directeur verwijst naar de bij het beroepschrift gevoegde “Sanctiekaart 2016 landelijk”. Op 22 maart 2017 heeft de directeur schriftelijk bericht dat de disciplinaire straf is opgelegd door een directeur; de schriftelijke mededeling van
de disciplinaire straf is, vanwege zijn afwezigheid, in opdracht van hem ondertekend door het afdelingshoofd.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep mondeling als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De disciplinaire straf is opgelegd door de directeur. Klager is gehoord door de directeur, alvorens is beslist
tot oplegging van de disciplinaire straf.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid en onder a, van de Pbw kan de directeur wegens het begaan van feiten als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw (feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met de
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming) een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee weken.

Op grond van de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ kan bij het aantreffen van een handelshoeveelheid (vijf gram of meer) softdrugs een disciplinaire straf worden opgelegd van veertien dagen opsluiting in een strafcel.

De beroepscommissie is van oordeel dat het bepalen van de hoogte van een disciplinaire straf tot de discretionaire bevoegdheid van de directeur behoort. De beklagcommissie dient de opgelegde straf slechts marginaal te toetsen. Alleen daar waar sprake
is
van kennelijk onredelijke bestraffing, dient de beklagcommissie in te grijpen (vergelijk RSJ 10 juni 2016, 16/0665/GA).

Vaststaat dat in klagers verblijfsruimte in een schoen zes gram softdrugs is aangetroffen. In de schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf is vermeld dat klager heeft aangegeven dat de aangetroffen softdrugs van hem is. De directeur heeft in
verband met dit feit in redelijkheid kunnen beslissen tot de – conform de ‘Sanctiekaart 2016 landelijk’ – opgelegde disciplinaire straf. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, voor zover daartegen beroep is ingesteld, en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, drs. H. Heddema en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 12 april 2017

secretaris voorzitter

Naar boven