Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3707/GA, 7 maart 2017, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3707/GA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van 2 november 2016, ingediend door mr. B.J.P. van Gils, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 oktober 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 februari 2017, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.J.P. van Gils, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde inrichting.

De beroepscommissie heeft kennisgenomen van uitspraak RSJ 16 februari 2017, 16/2838/GA, waarbij het beroep van klager - inzake een vijftal eerdere verlengingen van de maatregel van cameratoezicht - gegrond is verklaard en waarbij aan klager een
tegemoetkoming is toegekend ten bedrage van € 170,=.

Voorts heeft de beroepscommissie kennisgenomen van de inhoud van het behandelplan van klager, dat was toegevoegd aan het dossier in bovenvermelde beroepszaak en dat met uitdrukkelijke toestemming van klager is toegevoegd aan het dossier in de
onderhavige beroepszaak.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde:
a. de beslissing van 1 augustus 2016 een eerder opgelegde maatregel van cameratoezicht te verlengen met veertien dagen gedurende klagers verblijf in zijn cel (VU-2016-001765);
b. de beslissing van 16 augustus 2016 een eerder opgelegde maatregel van cameratoezicht te verlengen met veertien dagen gedurende klagers verblijf in zijn cel (VU-2016-001863);
c. de beslissing van 29 augustus 2016 een eerder opgelegde maatregel van cameratoezicht te verlengen met veertien dagen gedurende klagers verblijf in zijn cel (VU-2016-001939);
d. de beslissing van 12 september 2016 een eerder opgelegde maatregel van cameratoezicht te verlengen met twee weken gedurende klagers verblijf in zijn cel (VU-2016-002035);
e. de beslissing van 27 september 2016 een eerder opgelegde maatregel van cameratoezicht te verlengen met twee weken gedurende klagers verblijf in zijn cel (VU-2016-002186).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht - samengevat en zakelijk weergegeven -.
Cameratoezicht is niet langer nodig. Klager ontkent uitdrukkelijk suïcidaal te zijn en er zijn geen concrete aanknopingspunten die deze bewering ontkrachten. Klager is medicatietrouw en volgt de Liberman training, waar hij leert omgaan met
antipsychotische medicatie en waardoor hij zich bewust is geworden van de voordelen van toediening van een depot. Wel is klager lichtelijk nerveus over de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep volgende week.
De bestreden verlengingsbeslissingen voldoen niet aan de eisen die daaraan worden gesteld. De verlengingsbeslissing van 1 augustus 2016 bevat een standaardmotivering, zoals deze ook voorkwam in eerdere verlengingsbeslissingen. Uit die
standaardmotivering blijkt niet van een belangenafweging en het rechtvaardigt zeker niet de verlenging van de voor klager zo impactvolle ordemaatregel. In de vier daarna opgelegde ordemaatregelen is weliswaar sprake van een uitgebreidere motivering en
een duidelijker belangenafweging, maar vast moet worden gesteld dat de motivering voor de verlengingsbeslissing van 16 augustus 2016 in de drie daaropvolgende verlengingsbeslissingen nagenoeg ongewijzigd wordt overgenomen. Enkel de eerste zin van de
tekst is telkens andersluidend. Onvoldoende gespecificeerd wordt waarom het risico op suïcide nog altijd aanwezig wordt geacht. In de periode augustus tot en met oktober 2016 ontbreken concrete aanknopingspunten die voortzetting van het cameratoezicht
rechtvaardigen. Klager is zich bewust van de situatie waarin hij zich bevindt, de gestelde diagnose en de noodzaak te leren hiermee om te gaan. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht - samengevat en zakelijk weergegeven -.
De directeur stelt zich op het standpunt dat de behandeling van het hoger beroep in klagers strafzaak een sleutelmoment is. Het cameratoezicht wordt inmiddels afgebouwd, maar om te kunnen beslissen over een verdere afbouw wordt de zitting bij het
Gerechtshof afgewacht.
Ten aanzien van de motivering die ten grondslag ligt aan de verlenging van de ordemaatregel in de periode augustus tot en met oktober 2016 geldt dat deze in de eerste van de vijf voorliggende beslissingen inderdaad te kort is. Daarna is telkens
getracht
een beschrijving te geven van de actuele situatie van klager. Iedere veertien dagen is in overleg met de behandelstaf een nieuwe inhoudelijke afweging gemaakt, gebaseerd op klagers situatie in de daaraan voorafgaande twee weken. Weliswaar heeft klager
geen suïcidepogingen ondernomen en heeft hij daartoe ook geen dreigementen geuit, maar factoren als de aanstaande behandeling van het hoger beroep, de impact van familiebezoek, uitspraken van klager tegenover de psycholoog, het feit dat hij beperkt
communiceert, zegt dat er niets aan de hand is en zijn feitelijke gedragingen vormen echter aanleiding om het cameratoezicht te continueren. Voorts is het onmogelijk om iedere twee weken een nieuwe motivering met een ander beeld te geven ter
onderbouwing van de verlenging van de ordemaatregel. In het behandelplan van klager wordt de situatie van klager op accurate wijze bijgehouden. De voortgang van zijn behandeling wordt daarin iedere twee weken beschreven door psychiater en psycholoog.
Hoewel klager vooruitgang boekt en een groei doormaakt, ondersteunt het behandelplan de verlenging van de ordemaatregel.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 34a, eerste lid, onder c en d, van de Pbw kan de directeur bepalen dat de gedetineerde die in een individueel regime als bedoeld in artikel 22 of in een extra beveiligde inrichting als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder e,
van
de Pbw is geplaatst, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is of als bij schade aan de gezondheid van de gedetineerde grote
maatschappelijke onrust zou kunnen ontstaan.

Op grond van artikel 34a, derde lid, van de Pbw duurt de cameraobservatie ten hoogste twee weken. De directeur kan de cameraobservatie telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij tot het oordeel is gekomen dat de noodzaak daartoe nog
bestaat. De beslissing tot verlenging wordt genomen na overleg met de aan de inrichting verbonden arts of diens vervanger, of, in het geval, bedoeld in het voormelde eerste lid, onder c, na overleg met een aan de inrichting verbonden
gedragsdeskundige.
Deze bepalingen in de Pbw beogen het verbinden van op de privacy gerichte waarborgen aan besluitvorming tot cameratoezicht en het telkens zorgvuldig afwegen en motiveren van de beslissing om het cameratoezicht te verlengen.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt ten aanzien van de noodzaak tot verlenging van het cameratoezicht en de daaraan ten grondslag liggende motivering het volgende naar voren.
Vastgesteld kan worden dat klager door de rechtbank is veroordeeld voor het plegen van een tweetal ernstige delicten, die ook van grote invloed zijn op klagers gemoedstoestand. Klager is emotioneel instabiel, heeft een gebrekkig ziektebesef en bevindt
zich in een zeer belastende situatie. Klager vertoont regelmatig gedrag dat door de directeur terecht als zorgwekkend wordt aangemerkt. Klager geeft echter nadrukkelijk aan geen suïcidale gedachten te hebben. Uit het behandelplan van klager komt ook
geen constant dreigend gevaar van suïcide naar voren. Daarom zal iedere twee weken een zorgvuldig afgewogen beslissing genomen moeten worden over de noodzaak de opgelegde maatregel van cameratoezicht te verlengen.

De beroepscommissie stelt vast dat de motivering die ten grondslag ligt aan de verlengingsbeslissing van 1 augustus 2016 een niet inhoudelijke standaardmotivering is en dat geen blijk is gegeven van een zorgvuldige beoordeling van de noodzaak tot
verlenging van het cameratoezicht.
Voorts kan weliswaar worden vastgesteld dat de verlengingsbeslissingen van 16 augustus, 29 augustus, 12 september en 27 september 2016 uitvoeriger en inhoudelijker zijn gemotiveerd, maar - met de raadsman - is de beroepscommissie van oordeel dat er
nagenoeg geen verschil is tussen de motivering die ten grondslag ligt aan de verlengingsbeslissing van 16 augustus 2016 en de motivering die ten grondslag ligt aan de drie daaropvolgende verlengingsbeslissingen. Dezelfde - verbeterde - motivering wordt
driemaal herhaald, zonder specifiek in te gaan op concrete gebeurtenissen in de voorgaande twee weken, die tot verlenging van het cameratoezicht zouden nopen.

De beroepscommissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de bestreden verlengingsbeslissingen, op de verlengingsbeslissing van 16 augustus 2016 na, onvoldoende zijn gemotiveerd. De beroepscommissie overweegt daartoe dat bij beslissingen tot
verlenging van het cameratoezicht niet steeds zonder meer kan worden volstaan met een enkele herhaling van de motivering, zelfs niet nu die motivering ten opzichte van de voor 16 augustus 2016 genomen verlengingsbeslissingen aanmerkelijk is verbeterd.
De noodzaak tot verlenging van het cameratoezicht dient telkens met actuele feiten en omstandigheden te worden onderbouwd. De beroepscommissie stelt vast dat in de verlengingsbeslissingen van 1 augustus, 29 augustus, 12 september en 27 september 2016
niet inzichtelijk wordt gemaakt op grond van welke recente feiten en omstandigheden kan worden geconcludeerd dat het suïcidegevaar, dat de grondslag vormt van de bestreden beslissingen, nog actueel was. Klager wordt reeds langdurig, te weten vanaf 23
december 2015, door middel van cameratoezicht geobserveerd, hetgeen een ingrijpende inbreuk vormt op zijn privacy. Naarmate het cameratoezicht en daarmee de inbreuk op de privacy van een gedetineerde langer voortduurt, zal tot een zorgvuldiger, goed
gedocumenteerde belangenafweging gekomen moeten worden.
Gezien het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren voor zover het ziet op de verlengingsbeslissingen van 1 augustus, 29 augustus, 12 september en 27 september 2016. De beroepscommissie zal het beroep ongegrond verklaren voor
zover het ziet op de verlengingsbeslissing van 16 augustus 2016. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en zal deze vaststellen op € 20,= per week waarin de maatregel van cameratoezicht zonder
deugdelijke motivering voortduurde, zodat aan klager een tegemoetkoming ten bedrage van € 160,= zal worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover het ziet op de verlengingsbeslissingen van 1 augustus, 29 augustus, 12 september en 27 september 2016, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog
gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van
€ 160,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover het ziet op de verlengingsbeslissing van 16 augustus 2016 en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. M.I. Jansen, secretaris, op 7 maart 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven