Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3323/GA, 20 februari 2017, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3323/GA

betreft: [klager] datum: 20 februari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.W. Bouwman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 augustus 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.W. Bouwman, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde inrichting.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. het (buiten aanwezigheid van klager) openen van geprivilegieerde post (VU-2016-1614);
b. het te weinig uren buiten cel mogen verblijven (VU-2016-1615);
c. de schending van klagers recht op privacy tijdens het telefoneren (VU-2016-1616).

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klachten op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager heeft zijn klacht voldoende duidelijk omschreven. Het personeel heeft advocatenpost geopend. Op een poststuk was een geel briefje geplakt waarin excuses werden gemaakt voor het openen daarvan. Klager beschikt niet meer over dit briefje. Het
personeel heeft ook post van DigiD geopend. Veel poststukken bereiken klager niet, waaronder post van de Ombudsman. Het openen van poststukken vond plaats in de periode april/mei 2016.
Klager bevindt zich in de zogenoemde fase 3 en het dagprogramma in fase 3 bestaat uit maar zestien uur activiteiten per week.
De telefooncel die klager gebruikt is gehorig. Bij gebruik van de telefooncel kan op de gang worden gehoord wat wordt gezegd. Door degene die belt in de aangrenzende telefooncel kan zelfs worden gehoord wat degene zegt aan de andere kant van de lijn.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager voert eerst in beroep aan dat het openen van geprivilegieerde post zou hebben plaatsgevonden in de periode april/mei 2016. Als klager bijtijds had aangegeven dat post was geopend, had hier onderzoek naar kunnen worden gedaan.
Klager verbleef op unit 3B van het PPC Vught. Daar verblijven gedetineerden in fase 1, 2 of 3. In fase 3 worden de minste activiteiten aangeboden en in fase 1 worden de meeste activiteiten aangeboden. Aan de hand van het gedrag en het contact wordt
beslist in welke fase een gedetineerde verblijft. Elke week bepaalt het multidisciplinair overleg welk programma klager wordt aangeboden. Het dagprogramma in fase 3 bestaat uit (minimaal) 18 uur per week.
De telefooncel waar klager op doelt, op unit 3, is exact hetzelfde met dezelfde ligging als de telefooncel op unit 6, aan de orde in RSJ 17 augustus 2016, 15/3051/GA. In juni 2016 hebben de laatste bouwkundige aanpassingen plaatsgevonden. Nadien zijn
geen klachten meer ingediend over de gehorigheid van telefooncellen. Alleen als een gedetineerde tijdens het telefoneren zijn stem verheft, kan worden gehoord wat wordt gezegd. De directeur geeft desgevraagd aan dat hij niet weet of gevolg is gegeven
aan de toezegging in voormelde uitspraak dat door de directie naar een oplossing wordt gezocht om de privacy tijdens het telefoneren te waarborgen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager heeft ter zitting van de beroepscommissie
gesteld dat personeel in de periode april/mei 2016 (geprivilegieerde) post buiten zijn
aanwezigheid heeft geopend. Het onderliggende klaagschrift is op 12 juli 2016 en
derhalve ruim na de in artikel 61, vijfde lid, van de Pbw genoemde termijn van zeven
dagen ingediend. Door klager zijn geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan
het verzuim van de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De beroepscommissie zal
de uitspraak van de beklagrechter derhalve bevestigen met wijziging van de gronden.
Overigens merkt de beroepscommissie op dat klager zijn klacht ook in beroep
onvoldoende heeft geconcretiseerd. Niet gebleken is welke (geprivilegieerde)
poststukken zouden zijn geopend noch of deze ook aan klager zijn verzonden.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Het PPC Vught is een afdeling met een individueel
regime als bedoeld in artikel 22 van de Pbw. In de Memorie van Toelichting bij dit
artikel heeft de wetgever bepaald dat het kenmerk van het individuele regime is dat eventueel per dag kan worden bepaald of en in welke mate een gedetineerde aan gemeenschappelijke activiteiten kan deelnemen. Uit de wettelijke bepaling en de
toelichting hierop volgt dat het de bedoeling is de directeur in de gelegenheid te stellen maatwerk toe te passen bij de invulling van het concrete regime voor een gedetineerde
in een individueel regime, met name voor wat betreft diens deelname aan gemeenschappelijke activiteiten. Gelet hierop beklaagt klager zich over een
beklagwaardige beslissing van de directeur. Klager had derhalve moeten worden
ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie zal het beroep evenwel ongegrond
verklaren, nu gesteld noch gebleken is dat het aantal uren dat klager wordt ingesloten in
zijn verblijfsruimte onredelijk of onbillijk is.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie
(vergelijk RSJ 9 maart 2016, 15/3445/GA en RSJ 17 augustus 2016, 15/3051/GA) volgt
dat een gestelde schending van het recht op privacy tijdens het telefoneren
beklagwaardig is. De beroepscommissie zal klager derhalve alsnog ontvangen in zijn
klacht.

In RSJ 17 augustus 2016, 15/3051/GA heeft de beroepscommissie beslist dat de privacy
tijdens het telefoneren in de in die zaak aan de orde gestelde telefooncel op unit 6 ook
na bouwkundige aanpassingen in juni 2016 onvoldoende is gewaarborgd en zij heeft het
beklag in beroep daarom alsnog gegrond verklaard.

De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie in de onderhavige zaak
aangegeven dat de telefooncel en de telefoonsituatie op unit 3 hetzelfde is als op unit 6.
Voorts heeft de directeur ter zitting desgevraagd aangegeven dat in juni 2016 de laatste bouwkundige aanpassingen hebben plaatsgevonden en dat hij niet weet in hoeverre
gevolg is gegeven aan de in RSJ 17 augustus 2016, 15/3051/GA gedane toezegging dat
naar een oplossing wordt gezocht om de privacy tijdens het telefoneren te waarborgen.
Gezien het vorenstaande komt de beroepscommissie tot de conclusie dat de privacy
tijdens het telefoneren in de telefooncel die klager gebruikt op unit 3 onvoldoende is gewaarborgd. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie
acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager en zij zal
deze vaststellen op € 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met wijziging van de gronden.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake het beklag als vermeld onder b, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder c. gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan
klager een tegemoetkoming toekomt van € 25,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 20 februari 2017

secretaris voorzitter

Naar boven