Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3102/GA, 19 januari 2017, beroep
Uitspraakdatum:19-01-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3102/GA

betreft: [klager] datum: 19 januari 2017

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 15 augustus 2016 van de beklagcommissie bij de p.i. Groot Alphen, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J. Gunning, en mr. [...], juridisch medewerker van de p.i. Groot Alphen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van €140,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De uitspraak van de beklagcommissie is te kort door de bocht en enige nuancering ontbreekt. Er was sprake van een dringende reden dat de rapporteur het verslag niet kon aanzeggen. Hiervoor wordt inhoudelijk verwezen naar het verslag dat is opgemaakt.
Er
is voorbij gegaan aan de ernst van het feit en de schade die is toegebracht aan de rapporteur. Hij is geslagen en had zorg nodig. Ook was sprake van hectiek. Zo waren er gedetineerden die niet meer wilden luchten. Het verslag is aangezegd en
afgehandeld
door de directeur. De overige piw-ers hebben het verslag niet kunnen aanzeggen, omdat gelucht moest worden. De beklagcommissie had ook kunnen beslissen geen tegemoetkoming toe te kennen.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Een dwingende wetsbepaling is niet nageleefd, terwijl geen enkele verslaglegging is gedaan waarom de rapporteur het verslag niet kon aanzeggen. Bovendien waren nog genoeg andere piw-ers aanwezig die het verslag hadden kunnen aanzeggen. Voorts wordt
inhoudelijk gepersisteerd in het verweer. De versie van klager over de gang van zaken is de juiste. Er was geen sprake van spanning of discussie. Er waren twee of drie medegedetineerden aanwezig. Zij hebben schriftelijk verklaard wat is gebeurd. De
raadsman heeft hierover contact met hen gehad. Er was geen reden straf op te leggen. Klager is na de straf overgeplaatst naar de p.i. Vught.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 50, eerste lid, van de Pbw deelt de medewerker of ambtenaar die voornemens is verslag te doen aan de directeur, dit aan de gedetineerde mee. Vast staat dat dit niet is gebeurd, maar dat de directeur het verslag – kort voor de
afhandeling daarvan – aan klager heeft aangezegd. Deze vorm van aanzegging voldoet niet aan de bedoeling van de wetgever. Het aanzeggen van het verslag heeft onder meer de functie voor de betreffende gedetineerde zich voor te bereiden op het horen door
de directeur, waarna de directeur bepaalt of een disciplinaire straf wordt opgelegd. Door de gekozen constructie het verslag meteen af te handelen na het aanzeggen is deze mogelijkheid klager ontnomen. Nu niet is voldaan aan de wet voorafgaand aan de
strafoplegging, is het beklag terecht gegrond verklaard. De beroepscommissie merkt hierbij nog op dat de directeur klager na de aanzegging de tijd (bijv. een uur) had kunnen geven om zich op het verhoor voor te bereiden.
De beroepscommissie acht gezien het verhandelde ter zitting en de inhoud van het verslag van 29 februari 2016 – waaruit blijkt dat klager betrokken is geweest bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met
de
ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming – termen aanwezig om de hoogte van de tegemoetkoming te matigen. Zij beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep deels gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover dat ziet op de hoogte van de tegemoetkoming en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 47,=. Voor het overige wordt de
uitspraak van de beklagcommissie bevestigd.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, U.P. Burke en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 januari 2017.

secretaris voorzitter

Naar boven