Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2534/GA, 30 december 2016, beroep
Uitspraakdatum:30-12-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2534/GA

betreft: [klager] datum: 30 december 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 8 juli 2016 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 september 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad (JCZ), zijn [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur en
[...], juridisch medewerker, beiden verbonden aan de p.i. Krimpen aan den IJssel, gehoord.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, kon, nu een woon-of verblijfplaats van klager niet bekend is, niet worden opgeroepen om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet indelen van klager voor de arbeid.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Allereerst wordt verwezen naar hetgeen in het beroepschrift is aangevoerd. Voorts is nog het volgende naar voren gebracht. Klager had niet mogen worden ontvangen in zijn beklag omdat de klacht onvoldoende feitelijk is omschreven in het klaagschrift. De
beklagcommissie heeft vervolgens conclusies getrokken die niet juist zijn. In de inrichting zijn, ook voor de in het huis van bewaring (h.v.b.) verblijvende gedetineerden, in beginsel dagelijks arbeidsmogelijkheden. Op de arbeidszaal zijn 36
werkplekken. Indien er een werkmeester ontbreekt, kunnen 12 gedetineerden niet worden ingedeeld. Uitgangspunt is voor de inrichting dat arbeid niet structureel mag uitvallen. Er is geen verschil in arbeidsaanbod tussen de gedetineerden die in de
gevangenis verblijven en die uit het h.v.b. De directeur zou het liefst zien dat alle gedetineerden deelnemen aan de arbeid. Opgemerkt moet wel worden dat, als er sprake is van uitval, de wettelijke verplichting voor de in de gevangenis verblijvende
gedetineerden meeweegt bij het arbeidsaanbod. De directeur heeft steeds alles in het werk gesteld om aan zijn zorgplicht voor een voldoende arbeidsaanbod te kunnen voldoen. Er is in de inrichting ten aanzien van klager nimmer sprake geweest van een
structurele uitval van de arbeid.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 47, tweede lid, van de Pbw draagt de directeur zorg voor de beschikbaarheid van arbeid. Uit het beroepschrift en uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat er bij klager sprake is geweest van drie dagen waarop de
arbeid is uitgevallen over een periode van drie maanden en dat bij twee van die drie dagen de reden was dat er personeelstekort was. De beroepscommissie heeft in eerdere uitspraken (onder meer RSJ 24 november 2016, 16/2607/GA en RSJ 27 maart 2013,
12/3885/GA) uitgemaakt dat bij structurele uitval van de arbeid vervangende activiteiten moeten worden aangeboden en dat het insluiten in dergelijke gevallen in strijd is met de op de directeur rustende zorgplicht. In dit geval is evenwel onvoldoende
aannemelijk dat hier sprake is geweest van structurele uitval van de arbeid en dus ook niet van structureel insluiten tijdens de arbeidstijd.

De beslissing van de directeur om klager op drie dagen niet deel te laten nemen aan de arbeid is daarom niet onredelijk of onbillijk en ook niet in strijd met een wettelijk voorschrift. De uitspraak van de beklagcommissie kan daarom niet in stand
blijven en het beklag moet alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, J.G.A. van den Brand en ing. M.J. Mulders, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 30 december 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven