nummer: 16/3557/GV
betreft: [klager] datum: 21 november 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 oktober 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager erkent dat hij zich heeft onttrokken aan detentie door na een verleend regimair verlof niet terug te keren naar de inrichting. De onttrekking is al geruime tijd geleden geëindigd. Hij is sinds 9
maart 2016 weer gedetineerd. Klager heeft zich vanaf die datum naar behoren gedragen. Hij heeft geen disciplinaire straffen of ordemaatregelen opgelegd gekregen en hij neemt deel aan het plusprogramma. De aanname van de directeur dat klager zijn
partner
uitbuit, is niet onderbouwd. De politie heeft geadviseerd over aspecten, waarover de politie niet dient te adviseren. Daartoe wordt verwezen naar RSJ 19 juli 2012, 12/1750/GV. Bovendien heeft de politie haar stellingnames niet feitelijk onderbouwd. De
einddatum van klagers detentie is bepaald op 11 mei 2017. Klagers belang bij resocialisatie dient zwaarder te wegen dan het algemeen belang.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Recent heeft de beroepscommissie een beroep van klager gericht tegen de afwijzing van een eerder verzoek om algemeen verlof ongegrond verklaard (RSJ 15 september 2016,
16/2888/GV). De politie is bij het geven van een advies niet gebonden aan een format. Klager heeft zich op 27 juli 2015 tijdens een regimair verlof onttrokken aan detentie. Hij is met zijn partner gevlucht naar Duitsland. Op 9 maart 2016 is hij aldaar
gearresteerd. Hij heeft zich ook in het jaar 2008 en 2009 onttrokken aan detentie. Er bestaat een vermoeden dat klager zich (wederom) aan detentie zal onttrekken.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager is veroordeeld voor praktijken, waarbij vrouwen zijn uitgebuit. Niet uitgesloten is dat klager zich weer met dergelijke praktijken zal
bezighouden. Voorts heeft klager zich onttrokken aan detentie.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Klager heeft zich onttrokken aan detentie. Hij heeft er alles aan gedaan om uit handen van de politie te blijven en hij is een meester in het oplichten van mensen. De politie
verwacht dat klager zich wederom aan detentie zal onttrekken als verlof wordt verleend. Het verlofadres is in orde bevonden.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een subsidiaire hechtenis van tien maanden wegens een schadevergoedingsmaatregel. De einddatum van de detentie is thans bepaald op 11 mei 2017.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Voorop dient te worden gesteld dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen enerzijds het belang van de gedetineerde bij een goede en tijdige voorbereiding van zijn terugkeer in de
maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.
Uit de stukken en de uitspraak van de beroepscommissie RSJ 15 september 2016, 16/2888/GV, volgt dat klager zich van 27 juli 2015 tot 9 maart 2016 heeft onttrokken aan zijn detentie door na een verleend regimair verlof niet terug te keren naar de
inrichting. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid thans nog steeds een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium van zijn detentie rechtvaardigt.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 21 november 2016.
secretaris voorzitter