Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3244/GV, 14 november 2016, beroep
Uitspraakdatum:14-11-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3244/GV

betreft: [klager] datum: 14 november 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Wezepoel, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 16 september 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
De tweede verlofaanvraag is enkel afgewezen op basis van het negatieve advies van het openbaar ministerie (OM), welk advies slechts een verwijzing is naar een eerder advies. Dit advies is gedateerd, niet onderbouwd en actuele positieve aspecten zijn
niet meegewogen. Het is onbegrijpelijk dat de andere, positieve, adviezen geen gewicht in de schaal leggen. Er is geen kenbare belangenafweging gemaakt. De actuele informatie geeft een positief beeld. De gedateerde informatie, zoals het feit dat klager
zich beroept op zijn zwijgrecht, de recidivestaat en het plegen van een strafbaar feit tijdens de proeftijd, is in de strafoplegging meegewogen. Dat er een hoge gevangenisstraf is opgelegd, is niet redengevend voor de afwijzing van het verlof. Het
vonnis is daarnaast niet onherroepelijk. Dat de reclassering geen goede inschatting kan maken van de eventuele risico’s, kan klager niet worden tegengeworpen. Nu heeft de inschatting van het recidiverisico plaatsgevonden op basis van
delictgeschiedenis.
Daarbij komt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom eventuele risico’s niet zouden kunnen worden ondervangen door voorwaarden aan het verlof te verbinden. Klager heeft vertrouwen in een behandeling bij De Waag en hij wil hier spoedig op vrijwillige
basis
aan deelnemen. Klager heeft hiertoe herhaaldelijk gerappelleerd. Er blijkt ook niet dat onderzocht is waarom klager niet voor een beperkte duur verlof mag genieten. Dit wordt vanuit de penitentiaire inrichting (p.i.) ook voorgesteld, en zo kan klager
bewijzen dat hij zich aan de voorwaarden kan houden. Het gedrag binnen detentie dient doorslaggevend te zijn. Klager verblijft nog steeds in het plusprogramma en gezien zijn positieve verandering is niet begrijpelijk waarom hij, ondanks de opgelegde
straffen, mede gelet op de naderende einddatum niet in aanmerking komt voor verlof. De veronderstelde gevaren bij verlofverlening zijn niet onderbouwd. Voorst wordt verwezen naar jurisprudentie en een advies van de Raad.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Op grond van artikel 3 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Rtvi) kan rekening worden gehouden met het advies van het OM. Bij de beslissing zijn verschillende adviezen meegewogen, alsook het gedrag van klager. Het veronderstelde gevaar
van de openbare orde is niet meegenomen, maar geconstateerd is dat dit wel onderdeel uitmaakt van het advies van het OM. Het OM heeft aangegeven dat klager voorlopig gehecht is op grond van artikel 67, tweede lid, onder 2 van het WvSv. Er wordt ernstig
rekening mee gehouden dat klager zal recidiveren. Er kan geen goede inschatting worden gemaakt van de risico’s omdat klager zich beroept op zijn zwijgrecht en hij nog niet is begonnen met een training bij De Waag. Met betrekking tot eventuele risico’s
moet nader onderzoek gedaan worden. Uit het selectieadvies blijkt dat klager zeer recentelijk (voorwaardelijk) is gesanctioneerd voor zowel het aantreffen van contrabande als een positieve urinecontrole. Klager komt de gemaakte afspraken in de p.i.
hiermee niet na. Ook blijkt dat klager de algemene voorwaarden heeft geschonden van een eerder opgelegde straf. Het is belangrijk dat de re-integratie op een geleidelijke en verantwoorde manier wordt vormgegeven. Gelet op het vorenstaande en het
strafrestant kon beslist worden tot de afwijzende beslissing. De weigeringsgronden van artikel 4, sub b, c en d, van de Rtvi zijn van toepassing.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag voor 24 uur, zodat klager kan laten zien dat hij met de verkregen vrijheden kan omgaan. De eerste verlofaanvraag is afgewezen en als het tweede verlof goed
verloopt, kan bij een derde aanvraag bekeken worden of het aantal verlofuren kan worden uitgebreid.
De advocaat-generaal bij het ressortparket Arnhem/Leeuwarden heeft negatief geadviseerd. Er wordt gevreesd voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Daarnaast is er sprake van gebleken onbetrouwbaarheid met
betrekking tot het nakomen van afspraken. Hierbij is toegelicht dat klager korte tijd na overtreding van de Wet wapens en munitie tijdens de proeftijd is gerecidiveerd. Het hoger beroep wordt behandeld en algemeen verlof in dezelfde periode is niet aan
de orde.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden.

3. De beoordeling
Klager is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren wegens – kort gezegd –handelingen die strafbaar zijn gesteld bij de Wet wapens en munitie. Voorts is sprake van meerdere vrijheidsbenemende maatregelen/vervangende hechtenissen.
De wettelijk fictieve einddatum valt op of omstreeks 9 juli 2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag (periode van 3 oktober 2016 tot en met 5 oktober 2016). Klagers eerste verlofaanvraag voor een periode in augustus 2016 is afgewezen. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen
indienen.

Uit het selectieadvies blijkt dat klager op 31 augustus 2016 disciplinair is gestraft wegens contrabande die is aangetroffen bij een celinspectie en dat klager op 8 september 2016 disciplinair is gestraft wegens een positieve urinecontrole. De
laatstgenoemde straf is geheel voorwaardelijk opgelegd. Gezien het Sanctiekader DOB 2014 volgt bij softdrugsgebruik onder meer intrekking van een half verlof. Gezien de twee recent opgelegde straffen voorafgaand aan de verlofaanvraag, kan de afwijzende
beslissing – ondanks het positieve advies van de directeur – niet als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 14 november 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven